Genesis 28:8

8 En dat Ezau zag, dat de dochteren van Kanaan kwaad waren in de ogen van Izak, zijn vader;

Genesis 28:8 Meaning and Commentary

Genesis 28:8

And Esau seeing that the daughters of Canaan pleased not Isaac
his father.
] Who he perceived was displeased with the daughters of Canaan, or that they were "evil in [his] eyes" F9, offensive to him, and disapproved of by him, because of their ill manners: Rebekah is not mentioned, whose displeasure he cared not for.


FOOTNOTES:

F9 (ynyeb twer) "malae in oculis", Montanus, Junius & Tremellius, Piscator, Drusius, Schmidt.

Genesis 28:8 In-Context

6 Als nu Ezau zag, dat Izak Jakob gezegend, en hem naar Paddan-Aram weggezonden had om zich van daar een vrouw te nemen; en als hij hem zegende, dat hij hem geboden had, zeggende: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan;
7 En dat Jakob zijn vader en zijn moeder gehoorzaam geweest was, en naar Paddan-Aram getrokken was;
8 En dat Ezau zag, dat de dochteren van Kanaan kwaad waren in de ogen van Izak, zijn vader;
9 Zo ging Ezau tot Ismael, en nam zich tot een vrouw boven zijn vrouwen, Mahalath, de dochter van Ismael, den zoon van Abraham, de zuster van Nebajoth.
10 Jakob dan toog uit van Ber-seba, en ging naar Haran.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.