Genesis 31:30

30 En nu, gij hebt immers willen vertrekken, omdat gij zo zeer begerig waart naar uws vaders huis; waarom hebt gij mijn goden gestolen?

Genesis 31:30 Meaning and Commentary

Genesis 31:30

And now, [though] thou wouldest needs be gone
Or, "in going wouldest go" F9, was determined upon it, and in haste to do it: because thou sore longedst after thy father's house,
or "desiring didst desire it" F11; had a vehement desire for it, which Laban signifies he should not have opposed, if he had let him know his mind: but be it so that he had ever so great desire to leave him and return to his father's house, says he, [yet], wherefore, hast thou stolen my gods?
what reason had he for that? if he took away himself, his wives, his children, his goods, what business had he with his gods? he could not claim these as his, meaning the images or teraphim before mentioned, ( Genesis 31:19 ) ; by which it appears that Laban was some way or other guilty of idolatry in the use of these images; looking upon them as types, or representations of God, as Josephus F12 calls them, and worshipped God in them, or along with them and by them; for he could never think they were truly and really gods, that could not preserve themselves from being stolen away, and that must be a poor god that a man may be robbed of.


FOOTNOTES:

F9 (tklh Klh) "eundo ivisti", Pagninus, Montanus, Drusius.
F11 (htpokn Pok) "desiderando desiderabis", Pagninus, Montanus, Vatablus, Drusius, Piscator.
F12 Antiqu. l. 1. c. 19. sect. 9.

Genesis 31:30 In-Context

28 Ook hebt gij mij niet toegelaten mijn zonen en mijn dochteren te kussen; nu, gij hebt dwaselijk gehandeld, zo doende.
29 Het ware in de macht mijner hand aan ulieden kwaad te doen; maar de God van ulieder vader heeft tot mij gisteren nacht gesproken, zeggende: Wacht u, van met Jakob te spreken, of goed, of kwaad.
30 En nu, gij hebt immers willen vertrekken, omdat gij zo zeer begerig waart naar uws vaders huis; waarom hebt gij mijn goden gestolen?
31 Toen antwoordde Jakob, en zeide tot Laban: Omdat ik vreesde; want ik zeide: Opdat gij niet misschien uw dochteren mij ontweldigdet!
32 Bij wien gij uw goden vinden zult, laat hem niet leven! Onderken gij voor onze broederen, wat bij mij is, en neem het tot u. Want Jakob wist niet, dat Rachel dezelve gestolen had.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.