Genesis 31:50

50 Zo gij mijn dochteren beledigt, en zo gij vrouwen neemt boven mijn dochteren, niemand is bij ons; zie toe, God zal getuige zijn tussen mij en tussen u!

Genesis 31:50 Meaning and Commentary

Genesis 31:50

If thou shall afflict my daughters
In body or mind, by giving them hard blows, or ill words, and by withholding from them the necessaries of life, food and raiment, and the like: or if thou shall take [other] wives besides my daughters;
which also would be an affliction and vexation to them, see ( Leviticus 18:18 ) . Laban, though he had led Jacob into polygamy, and even obliged him to it, did not choose he should go further into it, for the sake of his daughters, to whom he professes now much kindness and affection, though he had shown but little to them before; as well as talks in a more religious strain than he had been used to do: no man [is] with us;
the sense is not that there were none with them at the present time, for the men or brethren that Laban brought with him were present: or that there were none fit to be witnesses, because these were kinsmen, for they are appealed to by Jacob as judges between them, ( Genesis 31:33 ) ; but this refers to time to come, and may be supplied thus, "when no man be with us"; when there is none to observe what is done by either of us, contrary to mutual agreement, and to report it to one or other: then see,
take notice, and observe, God [is] witness betwixt me and thee;
who is omniscient and omnipresent, sees, observes all the actions of men, and deals with them accordingly; and so will be a witness for or against each of us, as we shall behave in observing, or not observing, the terms of our covenant.

Genesis 31:50 In-Context

48 Toen zeide Laban: Deze hoop zij heden een getuige tussen mij en tussen u! Daarom noemde men zijn naam Gilead,

49 En Mizpa; omdat hij zeide: Dat de HEERE opzicht neme tussen mij en tussen u, wanneer wij de een van den ander zullen verborgen zijn!

50 Zo gij mijn dochteren beledigt, en zo gij vrouwen neemt boven mijn dochteren, niemand is bij ons; zie toe, God zal getuige zijn tussen mij en tussen u!

51 Laban zeide voorts tot Jakob: Zie, daar is deze zelfde hoop, en zie, daar is dit opgericht teken, hetwelk ik opgeworpen heb tussen mij en tussen u;

52 Deze zelfde hoop zij getuige, en dit opgericht teken zij getuige, dat ik tot u voorbij deze hoop niet komen zal, en dat gij tot mij, voorbij deze hoop en dit opgericht teken, niet komen zult ten kwade!