Genesis 35:6

6 Alzo kwam Jakob te Luz, hetwelk is in het land Kanaan (dat is Beth-El), hij en al het volk, dat bij hem was.

Genesis 35:6 Meaning and Commentary

Genesis 35:6

So Jacob came to Luz, which [is] in the land of Canaan, that
[is] Bethel
The place Jacob had called Bethel, when he was there before, was formerly called Luz, ( Genesis 28:19 ) ; and is here said to be in the land of Canaan, that is, in that part of the land which was inhabited by those who were properly called Canaanites, to distinguish it from another Luz, which was in the land of the Hittites; ( Judges 1:26 ) ;

he and all the people that [were] with him;
wives, children, servants, or whoever else came from Shechem, these all came safe to Luz without any molestation or loss.

Genesis 35:6 In-Context

4 Toen gaven zij Jakob al die vreemde goden, die in hun hand waren, en de oorsierselen, die aan hun oren waren, en Jakob verborg ze onder den eikeboom, die bij Sichem is.
5 En zij reisden heen; en Gods verschrikking was over de steden, die rondom hen waren, zodat zij de zonen van Jakob niet achterna jaagden.
6 Alzo kwam Jakob te Luz, hetwelk is in het land Kanaan (dat is Beth-El), hij en al het volk, dat bij hem was.
7 En hij bouwde aldaar een altaar, en noemde die plaats El Beth-El; want God was hem aldaar geopenbaard geweest, als hij voor zijns broeders aangezicht vlood.
8 En Debora, de voedster van Rebekka, stierf, en zij werd begraven onder aan Beth-El; onder dien eik, welks naam hij noemde Allon-Bachuth.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.