Genesis 38:17

17 En hij zeide: Ik zal u een geitenbok van de kudde zenden. En zij zeide: Zo gij pand zult geven, totdat gij hem zendt.

Genesis 38:17 Meaning and Commentary

Genesis 38:17

And he said, I will send [thee] a kid from the flock
Either from Timnath, where his flock was shearing, or rather from Adullam, where he lived; since it is probable he was now returning from Timnath, where he had been feasting and making merry with his shearers, and so in a disposition to commit such an action: and she said, wilt thou give [me] a pledge, till thou send [it]?
she made no objection to the hire or present, only required a pawn, or security for it till she had it; and this was her view indeed in asking an hire that she might have something to produce, should she prove with child by him, to convince him by whom it was.

Genesis 38:17 In-Context

15 Als Juda haar zag, zo hield hij haar voor een hoer, overmits zij haar aangezicht bedekt had.
16 En hij week tot haar naar den weg, en zeide: Kom toch, laat mij tot u ingaan; want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter was. En zij zeide: Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat?
17 En hij zeide: Ik zal u een geitenbok van de kudde zenden. En zij zeide: Zo gij pand zult geven, totdat gij hem zendt.
18 Toen zeide hij: Wat pand is het, dat ik u geven zal? En zij zeide: Uw zegelring en uw snoer en uw staf, die in uw hand is; hetwelk hij haar gaf, en ging tot haar in; en zij ontving bij hem.
19 En zij maakte zich op, en ging heen, en legde haar sluier van zich af, en zij trok aan de klederen van haar weduwschap.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.