Genesis 49:13

13 Zebulon zal aan de haven der zeeen wonen, en hij zal aan de haven der schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon.

Genesis 49:13 Meaning and Commentary

Genesis 49:13

Zebulun shall dwell at the haven of the sea
Of the sea of Galilee, sometimes called the sea of Tiberias and of Gennesaret; and of the Mediterranean sea; and accordingly we find that the border of this tribe, when settled in the land of Canaan, was toward the sea, ( Joshua 19:10 Joshua 19:11 ) and this was done, not at the discretion of Joshua, or at the choice of this tribe, but by lot; and which shows that Jacob said this under a spirit of prophecy, and which had its fulfilment two hundred years after; and is a full proof of the prescience and providence of God; and who, as he sets the bounds of the people, or of the nations of the world, and of the tribes of Israel, so the bounds of the habitations of particular persons, ( Acts 17:26 ) and he shall be for an haven of ships; shall have good ports commodious for ships to station in, and to cover them from storms and tempests; this tribe being situated by the sea shore ^F2: and his border shall be unto Zidon;
not the city Zidon, for the tribe of Zebulun reached no further than Carmel, as Josephus observes;

``the Zebulunites (says he) obtained the land from Carmel, and the sea to the lake of Gennesaret.''

Now Carmel was forty miles at least from Zidon; but Phoenicia is meant, of which Zidon was the chief city; and so the Septuagint in ( Isaiah 23:2 ) put Phoenicia instead of Zidon; and whereas Carmel was the border of this tribe that way, it is also said by Jerom ^F4 to be the border of Phoenicia; so that Zebulun reaching to Carmel, its border may be truly said to be to Zidon or Phoenicia.

---

FOOTNOTES:

F2 (Mymy Pwxl) "in litore maris", V. L. "ad litus marium", Drusius, Cocceius, Schmidt.
F4 Comment. in Amos, 9. 3.

Genesis 49:13 In-Context

11 Hij bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok, en het veulen zijner ezelin aan den edelste wijnstok; hij wast zijn kleed in den wijn, en zijn mantel in wijndruivenbloed.

12 Hij is roodachtig van ogen door den wijn, en wit van tanden door de melk.

13 Zebulon zal aan de haven der zeeen wonen, en hij zal aan de haven der schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon.

14 Issaschar is een sterk gebeende ezel, nederliggende tussen twee pakken.

15 Toen hij de rust zag, dat zij goed was, en het land, dat het lustig was, zo boog hij zijn schouder om te dragen, en was dienende onder cijns.