Handelingen 27:39

39 En toen het dag werd, kenden zij het land niet; maar zij merkten een zekeren inham, die een oever had, tegen denwelken zij geraden vonden, zo zij konden, het schip aan te zetten.

Handelingen 27:39 Meaning and Commentary

Acts 27:39

And when it was day they knew not the land
What place it was, or the name of it:

but they discovered a certain creek with a shore;
a gulf or bay, with a shore near it; the Ethiopic version explains it,

an arm of the sea,
where was a port, where they thought they could secure themselves, or get ashore:

into which they were minded, if it were possible, to thrust in the
ship;
whither they had a mind, and consulted to run the ship, if it could be done by any means, believing it was the most likely method of saving themselves, and that; for notwithstanding the assurance they had that no man's life should be lost, they made use of all proper means for their safety and security.

Handelingen 27:39 In-Context

37 Wij waren nu in het schip in alles tweehonderd zes en zeventig zielen.
38 En als zij met spijze verzadigd waren, lichtten zij het schip, en wierpen het koren uit in de zee.
39 En toen het dag werd, kenden zij het land niet; maar zij merkten een zekeren inham, die een oever had, tegen denwelken zij geraden vonden, zo zij konden, het schip aan te zetten.
40 En als zij de ankers opgehaald hadden, gaven zij het schip aan de zee over, meteen de roerbanden losmakende; en het razeil naar den wind opgehaald hebbende, hielden zij het naar den oever toe.
41 Maar vervallende op een plaats, die de zee aan beide zijden had, zetten zij het schip daarop; en het voorschip, vastzittende, bleef onbewegelijk, maar het achterschip brak van het geweld der baren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.