Handelingen 9:34

34 En Petrus zeide tot hem: Eneas! Jezus Christus maakt u gezond; sta op en spreid uzelven het bed. En hij stond terstond op.

Handelingen 9:34 Meaning and Commentary

Acts 9:34

And Peter said unto him, Aeneas
He called him by his name, which he might without divine revelation know, though he was a stranger to him, by the people of the house, where he was:

Jesus Christ maketh thee whole;
Peter knew, by some secret impulse upon his mind, that Christ would cure this man by him as an instrument at this time, and therefore said these words; not as a prayer, as some render them, "may Jesus Christ heal thee", though was it so, it was a prayer of faith; but as a promise that he would, or rather as a declaration of the then present exertion of his power to heal him; which he ascribes not to himself, but to Christ, in whose name, and by whose power the apostles wrought all their miracles; ( Acts 3:12 Acts 3:14 ) ( Acts 4:9 Acts 4:10 ) "arise, and make thy bed"; which would be a full demonstration that he was perfectly whole:

and he arose immediately;
and also, no doubt, made his bed, as the man at Bethesda's pool was bid by Christ, to take up his bed and carry it, as a proof of his soundness.

Handelingen 9:34 In-Context

32 En het geschiedde, als Petrus alom doortrok, dat hij ook afkwam tot de heiligen, die te Lydda woonden.

33 En aldaar vond hij een zeker mens, met name Eneas, die acht jaren te bed gelegen had, welke geraakt was.

34 En Petrus zeide tot hem: Eneas! Jezus Christus maakt u gezond; sta op en spreid uzelven het bed. En hij stond terstond op.

35 En zij zagen hem allen, die te Lydda en Sarona woonden, dewelke zich bekeerden tot den Heere.

36 En te Joppe was een zekere discipelin, met name Tabitha, hetwelk overgezet zijnde, is gezegd Dorkas. Deze was vol van goede werken en aalmoezen, die zij deed.