Hosea 13:6

6 Daarna zijn zij, naardat hunlieder weide was, zat geworden; als zij zat zijn geworden, heeft zich hun hart verheven; daarom hebben zij Mij vergeten.

Hosea 13:6 Meaning and Commentary

Hosea 13:6

According to their pasture, so were they filled
When they came into the land of Canaan, which was a land flowing with milk and honey, they were like a flock of sheep brought from short commons to a good pasture; and there they tilled themselves to the fail, and indulged to luxury and excess, pampered themselves, and made provision for the flesh to fulfil its lusts, and became carnal and sensual: they were filled, and their hearts were exalted:
they were elated with their plenty, and grew proud and haughty, and attributed their fulness not to the goodness of God, but to their own excellency and merit; and put their trust and confidence in their affluence, and not in the Lord; and thought themselves safe and secure, and out of all danger, and concluded it would never be otherwise with them: therefore have they forgotten me;
the Author of their beings, the Father of their mercies, and God of all their comforts; they forgot to give him praise and glory for their abundance; to place their trust and have their dependence on him, and to serve and worship him; this was the consequence of their luxury and pride. The Targum is,

``therefore they left my worship;''

they waxed fat, and kicked, and lightly esteemed and forsook the God and Rock of their salvation, ( Deuteronomy 32:15 ) .

Hosea 13:6 In-Context

4 Ik ben toch de HEERE, uw God, van Egypteland af; daarom zoudt gij geen God kennen dan Mij alleen, want er is geen Heiland dan Ik.

5 Ik heb u gekend in de woestijn, in een zeer heet land.

6 Daarna zijn zij, naardat hunlieder weide was, zat geworden; als zij zat zijn geworden, heeft zich hun hart verheven; daarom hebben zij Mij vergeten.

7 Dies werd Ik hun als een felle leeuw; als een luipaard loerde Ik op den weg.

8 Ik ontmoette hen als een beer, die van jongen beroofd is, en scheurde het slot huns harten; en Ik verslond ze aldaar als een oude leeuw; het wild gedierte des velds verscheurde hen.