Jeremia 11:17

17 Want de HEERE der heirscharen, Die u heeft geplant, heeft een kwaad over u uitgesproken; om der boosheid wil van het huis Israels en van het huis van Juda, die zij onder zich bedrijven, om Mij te vertoornen, rokende den Baal.

Jeremia 11:17 Meaning and Commentary

Jeremiah 11:17

For the Lord of hosts that planted thee
As a green olive tree, and gave thee all thy verdure, fruitfulness, happiness, and prosperity; when he first put thee into the possession of the good land, and distinguished thee by so many favours and blessings; as he is able to take them away, so he will: for he hath pronounced evil against thee;
he hath determined it in his mind, and he hath declared it by his prophets: for the evil of the house of Israel;
the ten tribes, who had committed sin, and for which the evil pronounced had been executed on them already, being some time ago carried captive: and of the house of Judah;
who had taken no warning by them, but had followed them in their iniquities, and even exceeded them; and therefore must expect the like punishment for their sins: which they have done against themselves;
for sin is not only against God, his nature, will, and law; but it is against the sinner himself, and is to his hurt and ruin, both temporal and eternal: to provoke me to anger in offering incense unto Baal;
this particularly was the evil which was so provoking to God; and therefore he determined to bring the evil of punishment upon them; and shows the cause and reason of it; and which is a sufficient vindication of his justice.

Jeremia 11:17 In-Context

15 Wat heeft Mijn beminde in Mijn huis te doen, dewijl zij die schandelijke daad met velen doet, en het heilige vlees van u geweken is? Wanneer gij kwaad doet, dan springt gij op van vreugde.

16 De HEERE had uw naam genoemd een groenen olijfboom, schoon van liefelijke vruchten; maar nu heeft Hij met een geluid van een groot geroep een vuur om denzelven aangestoken, en zijn takken zullen verbroken worden.

17 Want de HEERE der heirscharen, Die u heeft geplant, heeft een kwaad over u uitgesproken; om der boosheid wil van het huis Israels en van het huis van Juda, die zij onder zich bedrijven, om Mij te vertoornen, rokende den Baal.

18 De HEERE nu heeft het mij te kennen gegeven, dat ik het wete; toen hebt Gij mij hun handelingen doen zien.

19 En ik was als een lam, als een os, die geleid wordt om te slachten; want ik wist niet, dat zij gedachten tegen mij dachten, zeggende: Laat ons den boom met zijn vrucht verderven, en laat ons hem uit het land der levenden uitroeien, dat zijn naam niet meer gedacht worde.