Jeremia 19:9

9 En Ik zal hunlieden het vlees hunner zonen en het vlees hunner dochteren doen eten, en zij zullen eten, een iegelijk het vlees zijns naasten, in de belegering en in de benauwing, waarmede hen hun vijanden, en die hun ziel zoeken, benauwen zullen.

Jeremia 19:9 Meaning and Commentary

Jeremiah 19:9

And I will cause them to eat the flesh of their sons, and the
flesh of their daughters
For want of food; the famine should be so great and pressing. Jeremiah, that foretells this, was a witness of it, and has left it on record, ( Lamentations 4:10 ) ; and they shall eat everyone the flesh of his friend.
The Targum interprets it, the goods or substance of his neighbour; which is sometimes the sense of eating the flesh of another; but as it is to be taken in a literal sense, in the preceding clause, so in this: so it should be, in the siege and straitness, wherewith their enemies, and they that
seek their lives, shall straiten them;
the siege of Jerusalem should be so close, that no provision could be got in to the relief of the inhabitants; which obliged them to take the shocking methods before mentioned. Jerom observes, that though this was fulfilled at the Babylonish captivity, yet more fully when Jerusalem was besieged by Vespasian and Titus, and in the times of Hadrian. Josephus F17 gives us a most shocking relation of a woman eating her own son.


FOOTNOTES:

F17 De Bello Jud. l. 6. c. 3. sect. 4.

Jeremia 19:9 In-Context

7 Want Ik zal den raad van Juda en Jeruzalem in deze plaats verijdelen, en zal hen voor het aangezicht hunner vijanden doen vallen door het zwaard, en door de hand dergenen, die hun ziel zoeken; en Ik zal hun dode lichamen het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde tot spijze geven.
8 En Ik zal deze stad zetten tot een ontzetting en tot een aanfluiting; al wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten en fluiten over al haar plagen.
9 En Ik zal hunlieden het vlees hunner zonen en het vlees hunner dochteren doen eten, en zij zullen eten, een iegelijk het vlees zijns naasten, in de belegering en in de benauwing, waarmede hen hun vijanden, en die hun ziel zoeken, benauwen zullen.
10 Dan zult gij de kruik verbreken voor de ogen der mannen, die met u gegaan zijn;
11 En gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen: Alzo zal Ik dit volk en deze stad verbreken, gelijk als men een pottenbakkersvat verbreekt, dat niet weder geheeld kan worden; en zij zullen hen in Tofeth begraven, omdat er geen andere plaats zal zijn om te begraven.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.