Jeremia 23:35

35 Aldus zult gijlieden zeggen, een iegelijk tot zijn naaste, en een iegelijk tot zijn broeder: Wat heeft de HEERE geantwoord, en wat heeft de HEERE gesproken?

Jeremia 23:35 Meaning and Commentary

Jeremiah 23:35

Thus shall ye say everyone to his neighbour, and everyone
to his brother
When conferring about religious things, and the word of God in particular; when any inquiry is made of another, whether any message from the Lord by his prophets? or what is it? that it should not be put in such deriding and calumniating words, "what is the burden of the Lord?" but in more decent and becoming language, thus, what hath the Lord answered? and what hath the Lord spoken?
they might lawfully and laudably inquire of the prophet what answer he had received from the Lord, and what it was that he had said to him, provided they were serious in it, and asked with meekness and fear: the word of God should be reverently spoken of, and attended to.

Jeremia 23:35 In-Context

33 Wanneer dan dit volk, of een profeet, of priester u vragen zal, zeggende: Wat is des HEEREN last? Zo zult gij tot hen zeggen: Wat last? Dat Ik ulieden verlaten zal, spreekt de HEERE.
34 En aangaande den profeet, of den priester, of het volk, dat zeggen zal: Des HEEREN last; dat Ik bezoeking zal doen over dien man en over zijn huis.
35 Aldus zult gijlieden zeggen, een iegelijk tot zijn naaste, en een iegelijk tot zijn broeder: Wat heeft de HEERE geantwoord, en wat heeft de HEERE gesproken?
36 Maar des HEEREN last zult gij niet meer gedenken; want een iegelijk zal zijn eigen woord een last zijn, dewijl gij verkeert de woorden van den levenden God, den HEERE der heirscharen, onzen God
37 Aldus zult gij zeggen tot den profeet: Wat heeft u de HEERE geantwoord en wat heeft de HEERE gesproken?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.