Jeremia 32:25

25 Evenwel hebt Gij tot mij gezegd, Heere HEERE! koop u dat veld voor geld, en doe het getuigen betuigen; daar de stad in der Chaldeen hand gegeven is.

Jeremia 32:25 Meaning and Commentary

Jeremiah 32:25

And thou hast said to me, O Lord God
Or, "O Lord God, yet thou hast said to me" F2; notwithstanding this is the case, the country all around is in the hand of the enemy, and the city is as good as delivered up to them, yet thou hast given me such orders, as follows: buy thee a field for money, and take witnesses;
for though these words were not expressly said to him by the Lord; yet inasmuch as he told him that his uncle's son would come to him, and propose the selling of his field to him; and accordingly did come, agreeably to the word of the Lord; Jeremiah understood it as the will of the Lord, that he should buy it before witnesses; which he did, as before related: for the city is given into the hand of the Chaldeans;
or rather, "though the city is given" F3 yet thou hast said so: now by this the prophet suggests, that though he had obeyed the divine order, as he ought to have done, yet there was some difficulty upon his mind; or there were some objections Started, by the Jews that were with him, how these things could be reconciled; that he should be ordered to buy a field at such a time as this, and thereby signify that fields and vineyards should be bought and possessed in the land, and yet the city just going to be surrendered into the hands of the Chaldeans.


FOOTNOTES:

F2 (trma htaw) "tu vero nihilominus dicis mihi", Piscator; "tu tamen dixisti ad me, Domime Jehovah", Schmidt.
F3 (hntn ryehw) "cum tamen urbs tradenda sit", Schmidt; "quum tamen futurum sit", Piscator; "quum civitas ipsa traditur", Junius & Tremellius; "cum tamen urbs tradita sit", Cocceius.

Jeremia 32:25 In-Context

23 Zij zijn er ook ingekomen en hebben het erfelijk bezeten, maar hebben Uwer stem niet gehoorzaamd, en in Uw wet niet gewandeld; zij hebben niets gedaan van alles, wat Gij hun geboden hadt te doen; dies hebt Gij hun al dit kwaad doen bejegenen.
24 Zie, de wallen! zij zijn gekomen aan de stad, om die in te nemen, en de stad is gegeven in de hand der Chaldeen, die tegen haar strijden; vanwege het zwaard en den honger en de pestilentie; en wat Gij gesproken hebt, is geschied, en zie, Gij ziet het.
25 Evenwel hebt Gij tot mij gezegd, Heere HEERE! koop u dat veld voor geld, en doe het getuigen betuigen; daar de stad in der Chaldeen hand gegeven is.
26 Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende:
27 Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.