Jeremia 32:23

23 Zij zijn er ook ingekomen en hebben het erfelijk bezeten, maar hebben Uwer stem niet gehoorzaamd, en in Uw wet niet gewandeld; zij hebben niets gedaan van alles, wat Gij hun geboden hadt te doen; dies hebt Gij hun al dit kwaad doen bejegenen.

Jeremia 32:23 Meaning and Commentary

Jeremiah 32:23

And they came in and possessed it
After forty years travel in the wilderness; they entered into it with Joshua at the head of them, and the Lord with them; giving victory over the Canaanites, who were soon subdued; and the Israelites with little trouble settled in their land, which was divided to them by lot, and possessed as their inheritance: but they obeyed not thy voice;
though they promised at Sinai they would, and though they were so much obliged by the goodness of God to them; this shows great ingratitude in them: neither walked in thy law;
moral, ceremonial, and judicial, given at Harsh as the rule of their obedience; but they walked not according to it: they have done nothing of all that thou commandedst them to do;
they were not only deficient in some things, but in everything; they not only broke some of the laws of God, but all of them; there was not one law, one command, observed by them as it ought to have been; and yet these people were always prone to establish their own righteousness, and seek for justification by it: therefore thou hast caused all this evil to come upon them;
the Chaldean army, now besieging them; and the famine and pestilence among them; which, the prophet serves, were but the righteous judgments of God upon them for their sins.

Jeremia 32:23 In-Context

21 En hebt Uw volk Israel uit Egypteland uitgevoerd, door tekenen en door wonderen, en door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door grote verschrikking.

22 En hebt hun dit land gegeven, dat Gij hun vaderen gezworen hadt hun te zullen geven, een land vloeiende van melk en honig;

23 Zij zijn er ook ingekomen en hebben het erfelijk bezeten, maar hebben Uwer stem niet gehoorzaamd, en in Uw wet niet gewandeld; zij hebben niets gedaan van alles, wat Gij hun geboden hadt te doen; dies hebt Gij hun al dit kwaad doen bejegenen.

24 Zie, de wallen! zij zijn gekomen aan de stad, om die in te nemen, en de stad is gegeven in de hand der Chaldeen, die tegen haar strijden; vanwege het zwaard en den honger en de pestilentie; en wat Gij gesproken hebt, is geschied, en zie, Gij ziet het.

25 Evenwel hebt Gij tot mij gezegd, Heere HEERE! koop u dat veld voor geld, en doe het getuigen betuigen; daar de stad in der Chaldeen hand gegeven is.