Jeremia 34:13

13 Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb een verbond gemaakt met uw vaderen, ten dage, als Ik hen uit Egypteland, uit het diensthuis uitvoerde, zeggende:

Jeremia 34:13 Meaning and Commentary

Jeremiah 34:13

Thus saith the Lord, the God of Israel
The covenant God of Israel, their Creator, Redeemer, and Benefactor: I made a covenant with your fathers;
gave them a system of laws, among which was that of release of servants: in the day that I brought them forth out of the land of Egypt;
that is, at that time, quickly after, when they were come to Mount Sinai; this shows what fathers are meant, the Jewish ancestors that came out of Egypt, brought from thence by the mighty hand of God, and indulged with many favours by him, both in the wilderness, and in the land of Canaan, where he brought and settled them: out of the house of bondmen;
where they were bondmen, servants, and slaves: this is mentioned, to put them in mind of their former state and condition; to observe unto them the foundation and ground of the law concerning servants, how equitable and merciful it was, and to aggravate their sin; who though their fathers had been bondmen, and they must have been so too, had they not been released, yet acted such a cruel part to their servants, who were their brethren, in not discharging them in due time: saying;
giving out the following law, as a part of the covenant made with their fathers.

Jeremia 34:13 In-Context

11 Maar zij keerden daarna wederom, en deden de knechten en maagden wederkomen, die zij hadden laten vrijgaan, en zij brachten hen ten onder tot knechten en tot maagden.
12 Daarom geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, van den HEERE, zeggende:
13 Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb een verbond gemaakt met uw vaderen, ten dage, als Ik hen uit Egypteland, uit het diensthuis uitvoerde, zeggende:
14 Ten einde van zeven jaren zult gij laten gaan, een iegelijk zijn broeder, een Hebreer, die u zal verkocht zijn, en u zes jaren gediend heeft; gij zult hem dan van u laten vrijgaan; maar uw vaders hoorden niet naar Mij, en neigden hun oor niet.
15 Gijlieden nu waart heden wedergekeerd, en hadt gedaan, dat recht is in Mijn ogen, vrijheid uitroepende, een iegelijk voor zijn naaste; en gij hadt een verbond gemaakt voor Mijn aangezicht, in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.