Jeremia 36:21

21 Toen zond de koning Jehudi, om de rol te halen; en hij haalde ze uit de kamer van Elisama, den schrijver; en Jehudi las ze voor de oren des konings, en voor de oren van al de vorsten, die omtrent den koning stonden.

Jeremia 36:21 Meaning and Commentary

Jeremiah 36:21

So the king sent Jehudi to fetch the roll
The same person the princes sent to Baruch to come to them, and bring the roll with him, ( Jeremiah 36:14 ) . This the king did, out of curiosity, and to satisfy himself of the truth of what the princes said; and by this it appears they had told him of the roll, which contained what they had given him a summary of, and where it was: and he took it out of Elishama the scribe's chamber;
or, "out of the chamber of Elishama the scribe"; who knew where it was, being present at the reading of it in the secretary's office, and saw where it was laid; or, however, was directed by the secretary where it was, and might have the key of the chest or scrutoire given him in which it was laid: and Jehudi read it in the ears of the king, and in the ears of all the
princes that stood by the king:
as he doubtless was ordered; and which he did so loudly, clearly, and distinctly, that the king and all the princes could hear; which princes were those who had heard it before, and were come to the king to acquaint him with the substance of it; and who stood by the side of the king, or about him, in honour to him; though there might be also others besides them, who were before with the king, and waiting on him; and Abarbinel thinks that other princes distinct from those that went to the king are meant. When it is said that Jehudi read the roll in the hearing of the king and princes, it mast be understood of a part of it only, and not the whole; as ( Jeremiah 36:23 ) shows.

Jeremia 36:21 In-Context

19 Toen zeiden de vorsten tot Baruch: Ga henen, verberg u, gij en Jeremia; en niemand wete, waar gijlieden zijt.

20 Zij dan gingen in tot den koning in het voorhof; maar de rol legden zij weg in de kamer van Elisama, den schrijver; en zij verklaarden al die woorden voor de oren des konings.

21 Toen zond de koning Jehudi, om de rol te halen; en hij haalde ze uit de kamer van Elisama, den schrijver; en Jehudi las ze voor de oren des konings, en voor de oren van al de vorsten, die omtrent den koning stonden.

22 (De koning nu zat in het winterhuis in de negende maand; en er was een vuur voor zijn aangezicht op den haard aangestoken.)

23 En het geschiedde, als Jehudi drie stukken, of vier gelezen had, versneed hij ze met een schrijfmes, en wierp ze in het vuur, dat op den haard was, totdat de ganse rol verteerd was in het vuur, dat op den haard was.