Jeremia 36:31

31 En Ik zal over hem, en over zijn zaad, en over zijn knechten hunlieder ongerechtigheid bezoeken; en Ik zal over hen, en over de inwoners van Jeruzalem, en over de mannen van Juda, al het kwaad brengen, dat Ik tot hen gesproken heb; maar zij hebben niet gehoord.

Jeremia 36:31 Meaning and Commentary

Jeremiah 36:31

And I will punish him and his seed and his servants for their
iniquity
In cutting the roll pieces, and burning it, as Abarbinel interprets it; which either was done by himself, or by his order, and with his connivance; and at which perhaps his sons were present, and expressed a pleasure in it; an& his servants that stood by assented to it, excepting three; nor were they afraid of the judgments of God for it, nor in the least shocked at it, ( Jeremiah 36:24 Jeremiah 36:25 ) ; though this may be understood of all their iniquities they had been guilty of, the singular being put for the plural: and I will bring upon them, and upon the inhabitants of Jerusalem, and
upon the men of Judah, all the evil that I have pronounced against
them;
the sword, famine, and pestilence; the destruction of their land, city, and temple; and their captivity in Babylon: but they hearkened not;
to what was said to them, neither in the first nor in the second roll.

Jeremia 36:31 In-Context

29 En tot Jojakim, den koning van Juda, zult gij zeggen: Zo zegt de HEERE: Gij hebt deze rol verbrand, zeggende: Waarom hebt gij daarop geschreven, zeggende: De koning van Babel zal zekerlijk komen, en dit land verderven, en maken, dat mens en beest daarin ophouden?
30 Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, den koning van Juda: Hij zal geen hebben, die op Davids troon zitte; en zijn dood lichaam zal weggeworpen zijn, des daags in de hitte, en des nachts in de vorst.
31 En Ik zal over hem, en over zijn zaad, en over zijn knechten hunlieder ongerechtigheid bezoeken; en Ik zal over hen, en over de inwoners van Jeruzalem, en over de mannen van Juda, al het kwaad brengen, dat Ik tot hen gesproken heb; maar zij hebben niet gehoord.
32 Jeremia dan nam een andere rol, en gaf ze aan den schrijver Baruch, den zoon van Nerija; die schreef daarop, uit den mond van Jeremia, al de woorden des boeks, dat Jojakim, de koning van Juda, met vuur verbrand had; en tot dezelve werden nog veel dergelijke woorden toegedaan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.