Jeremia 36:30

30 Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, den koning van Juda: Hij zal geen hebben, die op Davids troon zitte; en zijn dood lichaam zal weggeworpen zijn, des daags in de hitte, en des nachts in de vorst.

Jeremia 36:30 Meaning and Commentary

Jeremiah 36:30

Therefore thus saith the Lord, of Jehoiakim king of Judah,
&c.] Or, "concerning" F24 him; for Jehovah is not here said to be "the Lord of Jehoiakim", though he was, being King of kings, and Lord of lords; bat as speaking concerning him, and threatening him, as follows: he shall have none to sit upon the throne of David;
that is, none of his issue that should reign after him, or succeed him in the throne of David and kingdom of Judah; for his son Jeconiah reigned but three months, which is reckoned as nothing, and could not be called sitting upon the throne; and, besides, was never confirmed by the king of Babylon, in whose power he was, and by whom he was carried captive; and Zedekiah, who followed, was not his lawful successor, was brother to Jehoiakim, and uncle to Jeconiah, and was set up by the king of Babylon in contempt of the latter; and as for Zerubbabel, he was no king, nor was there any of this family till the Messiah came: and his dead body shall be cast out in the day to the heat, and in the
night to the frost.
The sense is, he should have no burial but that of an ass, ( Jeremiah 22:18 Jeremiah 22:19 ) ; should be cast into a ditch, and be exposed to the heat of the sun in the daytime, and to nipping frosts at night, and so putrefy and become nauseous; and though the body would be insensible of it, yet would it be very reproachful to the character of a prince, and shocking to any to behold; and very disagreeable and dreadful for himself to hear and think of.


FOOTNOTES:

F24 (le) "de", Schmidt

Jeremia 36:30 In-Context

28 Neem u weder een andere rol, en schrijf daarop al de eerste woorden, die geweest zijn op de eerste rol, die Jojakim, de koning van Juda, verbrand heeft.
29 En tot Jojakim, den koning van Juda, zult gij zeggen: Zo zegt de HEERE: Gij hebt deze rol verbrand, zeggende: Waarom hebt gij daarop geschreven, zeggende: De koning van Babel zal zekerlijk komen, en dit land verderven, en maken, dat mens en beest daarin ophouden?
30 Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, den koning van Juda: Hij zal geen hebben, die op Davids troon zitte; en zijn dood lichaam zal weggeworpen zijn, des daags in de hitte, en des nachts in de vorst.
31 En Ik zal over hem, en over zijn zaad, en over zijn knechten hunlieder ongerechtigheid bezoeken; en Ik zal over hen, en over de inwoners van Jeruzalem, en over de mannen van Juda, al het kwaad brengen, dat Ik tot hen gesproken heb; maar zij hebben niet gehoord.
32 Jeremia dan nam een andere rol, en gaf ze aan den schrijver Baruch, den zoon van Nerija; die schreef daarop, uit den mond van Jeremia, al de woorden des boeks, dat Jojakim, de koning van Juda, met vuur verbrand had; en tot dezelve werden nog veel dergelijke woorden toegedaan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.