Jeremia 46:23

23 Zij hebben haar woud afgehouwen, spreekt de HEERE, hoewel het niet is te onderzoeken; want zij zijn meerder dan de sprinkhanen, zodat men hen niet tellen kan.

Jeremia 46:23 Meaning and Commentary

Jeremiah 46:23

They shall cut down her forest, saith the Lord
The land of Egypt, compared to a forest, for the multitude of its cities and towns, and the inhabitants of them; which should be destroyed by the Chaldeans, as a forest is cut down by hewers of wood; the metaphor is here continued. The Targum interprets this of the princes of Egypt, and the destruction of them; though it cannot be searched;
either the forest of Egypt, which was so thick of trees; that is, the land was so full of towns and cities, that they could not be searched and numbered; and though the way through it seemed impassable, yet was made passable by the hewers of wood: or its destruction would be so general, "that it cannot be searched" ^F15; or found out, where this forest was, where those trees grew, not one of them standing: or else this is to be understood of the Chaldean army, which was so great, that it could not be numbered: because they are more than the grasshoppers, and [are] innumerable;
which creatures come in large numbers, and eat up every green tree and herb; and so the Chaldean army, being alike numerous, would easily cut down the trees of this forest, though they were so many.

---

FOOTNOTES:

F15 (rqxy al yk) "ut non investigetur", Calvin.

Jeremia 46:23 In-Context

21 Zelfs haar gehuurden in haar midden zijn als gemeste kalveren; maar die hebben zich ook gewend, zij zijn te zamen gevlucht, zij hebben niet gestaan; want de dag huns verderfs is over hen gekomen, de tijd hunner bezoeking.

22 Haar stem zal gaan als van een slang; want zij zullen met krijgsmacht daarhenen trekken, en tot haar met bijlen komen, gelijk houthouwers.

23 Zij hebben haar woud afgehouwen, spreekt de HEERE, hoewel het niet is te onderzoeken; want zij zijn meerder dan de sprinkhanen, zodat men hen niet tellen kan.

24 De dochter van Egypte is beschaamd; zij is gegeven in de hand des volks van het noorden.

25 De HEERE der heirscharen, de God Israels, zegt: Ziet, Ik zal bezoeking doen over de menigte van No, en over Farao, en over Egypte, en over haar goden, en over haar koningen, ja, over Farao, en over degenen, die op hem vertrouwen.