Jesaja 30:16

16 En gij zegt: Neen, maar op paarden zullen wij vlieden; daarom zult gij vlieden! En: Op snelle paarden zullen wij rijden; daarom zullen uw vervolgers ook snel zijn!

Jesaja 30:16 Meaning and Commentary

Isaiah 30:16

But ye said, No, for we will flee upon horses
Hither and thither to get help and assistance; go down to Egypt for it on them, or thither for them, as some render it; and then face the enemy, and, if we can not conquer him, will flee from him, and so provide for our safety; this is man's way of salvation, as opposed to God's way; see ( Hosea 1:7 ) ( 14:3 ) or this may design their fleeing on horses and camels with their riches into Egypt, both for the security of them and their persons, ( Isaiah 30:6 ) : therefore shall ye flee;
on horses from the enemy, and be pursued and taken by him; this was fulfilled long after, when the city was taken by the Chaldeans; see ( 2 Kings 25:4 ) : and, We will ride upon the swift;
horses or camels, to the swiftness of which they trusted, and doubted not to get off safe, but would find themselves mistaken: therefore shall they that pursue you be swift;
yea, swifter than the horses and camels they rode on, and overtake them, and either put them to death, or carry them captive. The Chaldeans are represented as very swift, ( Jeremiah 4:13 ) ( Habakkuk 1:8 ) .

Jesaja 30:16 In-Context

14 Ja, Hij zal ze verbreken, gelijk een pottenbakkerskruik verbroken wordt; in het brijzelen zal Hij niet verschonen; alzo dat van haar verbrijzeling niet een scherf zal gevonden worden, om vuur uit den haard te nemen, of om water te scheppen uit een gracht.
15 Want alzo zegt de Heere HEERE, de Heilige Israels: Door wederkering en rust zoudt gijlieden behouden worden, in stilheid en in vertrouwen zou uw sterkte zijn; doch gij hebt niet gewild.
16 En gij zegt: Neen, maar op paarden zullen wij vlieden; daarom zult gij vlieden! En: Op snelle paarden zullen wij rijden; daarom zullen uw vervolgers ook snel zijn!
17 Een duizend van het schelden van een enige, van het schelden van vijf zult gij allen vlieden; totdat gij overgelaten wordt, gelijk een mast op den top van een berg, en als een banier op een heuvel.
18 En daarom zal de HEERE wachten, opdat Hij u genadig zij, en daarom zal Hij verhoogd worden, opdat Hij Zich over ulieden ontferme, want de HEERE is een God des gerichts; welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.