Jesaja 42:9

9 Ziet, de voorgaande dingen zijn gekomen, en nieuwe dingen verkondig Ik; eer dat zij uitspruiten, doe Ik ulieden die horen.

Jesaja 42:9 Meaning and Commentary

Isaiah 42:9

Behold, the former things are come to pass
Which the Lord had foretold in former times, as to Abraham, concerning the affliction of his posterity in Egypt, the bringing them out from thence, and settling them in the land of Canaan; and other things by Moses and Joshua, and other prophets; and by Isaiah; and particularly the captivity of the ten tribes, which was now come to pass in the times of Hezekiah: and new things do I declare;
as the captivity of Judah and Benjamin, and their restoration by Cyrus; and more especially the mission and incarnation of Christ, his sufferings and death, and redemption and salvation by him; which were not only things to come, but new things, famous and excellent ones: before they spring up I tell you of them
or "before they bud forth" {r}; while the seeds of them were under ground, sown in the purposes and decrees of God, he spoke of them in prophecy; and now former prophecies being fulfilled, and new ones delivered out, concerning things of which there was no appearance, and yet there was the greatest reason to believe their accomplishment, from the fulfilment of the former; this must be a strong proof and confirmation of the Lord being the true God, and the only one.

---

FOOTNOTES:

F18 (hnxmut Mrjb) "antequam pullulent", Montanus, Cocceius; "germinent", Vatablus; "antequam propullulent vel efflorescant", Vitringa.

Jesaja 42:9 In-Context

7 Om te openen de blinde ogen, om de gebondenen uit te voeren uit de gevangenis, en uit het gevangenhuis, die in duisternis zitten.

8 Ik ben de HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik geen anderen geven, noch Mijn lof den gesneden beelden.

9 Ziet, de voorgaande dingen zijn gekomen, en nieuwe dingen verkondig Ik; eer dat zij uitspruiten, doe Ik ulieden die horen.

10 Zingt den HEERE een nieuw lied, Zijn lof van het einde der aarde; gij, die ter zee vaart, en al wat daarin is, gij eilanden en hun inwoners.

11 Laat de woestijn en haar steden de stem verheffen, met de dorpen, die Kedar bewoont; laat hen juichen, die in de rotsstenen wonen, en van den top der bergen af schreeuwen.