Jesaja 5:25

25 Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand uitgestrekt, en Hij heeft het geslagen, zodat de bergen hebben gebeefd, en hun dode lichamen zijn geworden als drek in het midden der straten. Om dit alles keert zich Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt.

Jesaja 5:25 Meaning and Commentary

Isaiah 5:25

Therefore is the anger of the Lord kindled against his
people
His professing people; which character, as it aggravated their sin in rejecting and despising the word of the Lord, so it increased his anger and indignation against them: and he hath stretched forth his hand against them, and hath smitten
them;
which some understand of past judgments and afflictions upon them, under Joash, Amaziah, and Ahaz; and others of future ones, under Shalmaneser and Nebuchadnezzar: and the hills did tremble;
which Jarchi interprets of their kings and princes; or it may be only a figurative expression, setting forth the awfulness of the dispensation: and their carcasses [were] torn in the midst of the streets.
The Targum renders it, "were as dung"; so the Septuagint, Vulgate Latin, and Arabic versions; being slain there, and lying unburied, were trampled upon, and trodden down like "clay", as the Syriac version; or like the mire of the streets. For all this his anger is not turned away;
this being abundantly less than their sins deserved; which shows how great were their sins, and how much the Lord was provoked to anger by them: but his hand [is] stretched out still;
to inflict yet sorer judgments. The Targum is

``by all this they turn not from their sins, that his fury may turn from them; but their rebellion grows stronger, and his stroke is again to take vengeance on them;''
which expresses their impenitence and hardness of heart, under the judgments of God, which caused him to take more severe methods with them.

Jesaja 5:25 In-Context

23 Die den goddeloze rechtvaardigen om een geschenk, en de gerechtigheid der rechtvaardigen van dezelven afwenden.
24 Daarom, gelijk de tong des vuurs den stoppel verteert, en het kaf door de vlam verdaan wordt, alzo zal hun wortel als een uittering wezen; en hun bloem zal als stof opvaren; omdat zij verwerpen de wet des HEEREN der heirscharen, en de rede des Heiligen van Israel versmaden.
25 Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand uitgestrekt, en Hij heeft het geslagen, zodat de bergen hebben gebeefd, en hun dode lichamen zijn geworden als drek in het midden der straten. Om dit alles keert zich Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt.
26 Want Hij zal een banier opwerpen onder de heidenen van verre, en Hij zal hen herwaarts sissen van het einde der aarde; en ziet, haastelijk, snellijk zullen zij aankomen.
27 Geen moede, en geen struikelende zal onder hen wezen; niemand zal sluimeren noch slapen, noch de gordel zijner lendenen ontbonden worden, noch de schoenriem zijner schoenen afgescheurd worden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.