Job 42:4

4 Hoor toch, en ik zal spreken; ik zal U vragen, en onderricht Gij mij.

Job 42:4 Meaning and Commentary

Job 42:4

Hear, I beseech thee, and I will speak
Not in the manner he had before, complaining of God and justifying himself, but in a way of humble entreaty of favours of him, of confession of sin before him, and of acknowledgment of his wisdom, goodness, and justice in all his dealings with him, which before he arraigned;

I will demand of thee;
or rather "I will make petition to thee", as Mr. Broughton renders it; humbly ask a favour, and entreat a gracious answer; for to demand is not so agreeable to the frame and temper of soul Job was now in;

and declare thou unto me;
or make him know what he knew not; he now in ignorance applies to God, as a God of knowledge, to inform him in things he was in the dark about, and to increase what knowledge he had. He was now willing to take the advice of Elihu, and pursue it, ( Job 34:31 Job 34:32 ) .

Job 42:4 In-Context

2 Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen van Uw gedachten kan afgesneden worden.

3 Wie is hij, zegt Gij, die den raad verbergt zonder wetenschap? Zo heb ik dan verhaald, hetgeen ik niet verstond, dingen, die voor mij te wonderbaar waren, die ik niet wist.

4 Hoor toch, en ik zal spreken; ik zal U vragen, en onderricht Gij mij.

5 Met het gehoor des oors heb ik U gehoord; maar nu ziet U mijn oog.

6 Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as.