Joël 2:21

21 Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan.

Joël 2:21 Meaning and Commentary

Joel 2:21

Fear not, O land
O land of Israel, as the Targum, and the inhabitants of it; neither of the locusts, who had so terrified them, and had done so much mischief, and threatened more; nor of their enemies, the Assyrians or Chaldeans, and their powerful armies, or any other; but, on the contrary, be glad, and rejoice;
at the removal of the locusts, and at the destruction of their enemies: for the Lord will do great things;
good things, in opposition to the evil things done by the locusts, as Aben Ezra, Kimchi, and Ben Melech observe; or by the destroying army of the king of Assyria, by delivering the Jews out of the Babylonish captivity; and in the times of the Maccabees, and especially in the times of Christ, which are quickly prophesied of in this chapter; and which prophecies some interpreters begin here, it not being unusual for the prophets to pass directly from things temporal to things spiritual, and especially to the great deliverance and salvation by Christ, and also by temporal blessings to design spiritual ones.

Joël 2:21 In-Context

19 En de HEERE zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden het koren, en den most, en de olie, dat gij daarvan verzadigd zult worden; en Ik zal u niet meer overgeven tot een smaadheid onder de heidenen.

20 En Ik zal dien van het noorden verre van ulieden doen vertrekken, en hem wegdrijven in een dor en woest land, zijn aangezicht naar de Oostzee, en zijn einde naar de achterste zee; en zijn stank zal opgaan, en zijn vuiligheid zal opgaan; want hij heeft grote dingen gedaan.

21 Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan.

22 Vreest niet, gij beesten des velds! want de weiden der woestijn zullen weder jong gras voortbrengen; want het geboomte zal zijn vrucht dragen, de wijnstok en vijgeboom zullen hun vermogen geven.

23 En gij, kinderen van Sion! verheugt u en zijt blijde in den HEERE, uw God; want Hij zal u geven dien Leraar ter gerechtigheid; en Hij zal u den regen doen nederdalen, den vroegen regen en den spaden regen in de eerste maand.