Jozua 24:6

6 Als Ik uw vaders uit Egypte gevoerd had, zo kwaamt gij aan de zee, en de Egyptenaars jaagden uw vaderen na met wagens en met ruiters, tot de Schelfzee.

Jozua 24:6 Meaning and Commentary

Joshua 24:6

And I brought your fathers out of Egypt
Which more fully expresses the sense of the last clause of ( Joshua 24:5 ) :

and you came unto the sea;
which respects some senior persons then present; for, besides Caleb and Joshua, there were many at this time alive who came to and passed through the Red sea, at their coming out of Egypt; for those whose carcasses fell in the wilderness were such as were mere than twenty years of age at their coming out from Egypt, and who were the murmurers in the wilderness; and it may be reasonably supposed, that many of those who were under twenty years of age at that time were now living:

and the Egyptians pursued after your fathers, with chariots and
horsemen, into the Red sea;
of the number of their chariots and horsemen, see ( Exodus 14:7 Exodus 14:9 ) ; with these they pursued the Israelites, not only unto, but into the Red sea, following them into it; the reason of which strange action is given in ( Joshua 24:7 ) .

Jozua 24:6 In-Context

4 En aan Izak gaf Ik Jakob en Ezau; en Ik gaf aan Ezau het gebergte Seir, om dat erfelijk te bezitten; maar Jakob en zijn kinderen togen af in Egypte.

5 Toen zond Ik Mozes en Aaron, en Ik plaagde Egypte, gelijk als Ik in deszelfs midden gedaan heb; en daarna leidde Ik u daaruit.

6 Als Ik uw vaders uit Egypte gevoerd had, zo kwaamt gij aan de zee, en de Egyptenaars jaagden uw vaderen na met wagens en met ruiters, tot de Schelfzee.

7 Zij nu riepen tot den HEERE, en Hij stelde een duisternis tussen u en tussen de Egyptenaars, en Hij bracht de zee over hen, en bedekte hen; en uw ogen hebben gezien, wat Ik in Egypte gedaan heb. Daarna hebt gij vele dagen in de woestijn gewoond.

8 Toen bracht Ik u in het land der Amorieten, die over gene zijde van de Jordaan woonden, die streden tegen u; maar Ik gaf hen in uw hand, en gij bezat hun land erfelijk, en Ik verdelgde hen voor ulieder aangezicht.