Jozua 8:28

28 Jozua nu verbrandde Ai, en hij stelde haar tot een eeuwigen hoop, ter verwoesting, tot op dezen dag.

Jozua 8:28 Meaning and Commentary

Joshua 8:28

And Joshua burnt Ai
The whole city, fire being only set before to a few houses, to make a smoke as a signal; he did with it as he had done with Jericho, for so he was ordered, ( Joshua 8:2 ) ;

and made it an heap for ever;
that is, for a long time, for it appears to have been rebuilt, and to have been inhabited by the Jews, after their return from their Babylonish captivity, ( Nehemiah 11:31 ) ;

[even] a desolation unto this day;
to the time of the writing of this book; and by what has been just observed, it appears that Ezra could not be the writer of it, since this city was inhabited in his time.

Jozua 8:28 In-Context

26 Jozua trok ook zijn hand niet terug, die hij met de spies had uitgestrekt, totdat hij al de inwoners van Ai verbannen had.
27 Alleenlijk roofden de Israelieten voor zichzelven het vee en den buit derzelver stad, naar het woord des HEEREN, dat Hij Jozua geboden had.
28 Jozua nu verbrandde Ai, en hij stelde haar tot een eeuwigen hoop, ter verwoesting, tot op dezen dag.
29 En den koning van Ai hing hij aan een hout, tot aan den avondstond; en omtrent den ondergang der zon gebood Jozua, dat men zijn dood lichaam van het hout afname; en zij wierpen het aan de deur der stadspoort, en richtten daarop een groten steenhoop, zijnde tot op dezen dag.
30 Toen bouwde Jozua een altaar den HEERE, den God van Israel, op den berg Ebal;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.