Maleachi 2:8

8 Maar gij zijt van den weg afgeweken, gij hebt er velen doen struikelen in de wet, gij hebt het verbond met Levi verdorven, zegt de HEERE der heirscharen.

Maleachi 2:8 Meaning and Commentary

Malachi 2:8

But ye are departed out of the way
Of truth and righteousness, of life and peace, of eternal salvation and happiness, pointed to by Christ and his forerunner, and by his apostles and ministers that followed him, and which was clearly showed in the preaching of the Gospel: this was the character of the chief priests, Scribes, and Pharisees, in Christ's time, to which the prophet seems to have respect; who not only failed in their observance of legal sacrifices, complained of in the former chapter ( Malachi 1:1-14 ) , but left that way of atonement and salvation they directed to, and led others out of the way with them: ye have caused many to stumble at the law;
at the doctrine of justification by the righteousness of Christ; which was the stumbling stone they fell at, seeking for righteousness, and directing others to seek for it, not by faith, but as it were by the works of the law, ( Romans 9:32 Romans 9:33 ) : ye have corrupted the covenant of Levi, saith the Lord of hosts:
that which was foreshadowed by the Levitical priesthood and covenant, namely, the covenant of grace, dispensed under the Gospel dispensation by the ministry of the word and ordinances; which they rejected, despised, and set at nought, and as much as in them lay endeavoured to make void, by not attending to these things, nor suffering others, but doing all they could to bring them into disuse, contempt, and disgrace.

Maleachi 2:8 In-Context

6 De wet der waarheid was in zijn mond, en er werd geen onrecht in zijn lippen gevonden; hij wandelde met Mij in vrede en in rechtmatigheid, en hij bekeerde er velen van ongerechtigheid.

7 Want de lippen der priesters zullen de wetenschap bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken; want hij is een engel des HEEREN der heirscharen.

8 Maar gij zijt van den weg afgeweken, gij hebt er velen doen struikelen in de wet, gij hebt het verbond met Levi verdorven, zegt de HEERE der heirscharen.

9 Daarom heb Ik ook u verachtelijk en onwaard gemaakt voor het ganse volk, dewijl gij Mijn wegen niet houdt, maar het aangezicht aanneemt in de wet.

10 Hebben wij niet allen een Vader? Heeft niet een God ons geschapen? Waarom handelen wij dan trouwelooslijk de een tegen den ander, ontheiligende het verbond onzer vaderen?