Maleachi 2:7

7 Want de lippen der priesters zullen de wetenschap bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken; want hij is een engel des HEEREN der heirscharen.

Maleachi 2:7 Meaning and Commentary

Malachi 2:7

For the priest's lips should keep knowledge
Or "shall keep knowledge", as the Septuagint and Vulgate Latin versions; or "do keep knowledge", as the Arabic version; and so the Syriac version, "for the lips of the priest drop knowledge"; all this is true of Christ our great High Priest; for as it was predicted of him, that his lips should keep knowledge, so they have kept it, and do keep it; not concealing it, but preserving it, and communicating it freely and openly; as he did to his disciples and followers when here on earth, and by them to others; and still does by his Spirit, giving to men the knowledge of themselves and state; the knowledge of himself, and the way of salvation by him, and of the truths of the Gospel: and they should seek the law at his mouth;
not the law of Moses, but the doctrine of grace, and any wholesome instruction and advice; which he is greatly qualified to give, being the wonderful Counsellor: it may be rendered, "they shall seek", or "do seek"; and which has been fulfilled, especially in the Gentiles, and in the isles that waited for his law or doctrine, ( Isaiah 11:10 ) ( 42:4 ) : for he [is] the messenger of the Lord of hosts;
or "angel" ^F23; he is the Angel of God's presence, and of the covenant, ( Isaiah 63:9 ) ( Malachi 3:1 ) which name he has from being sent, for he came not of himself, but his Father sent him; he was sent as a priest to atone for the sins of his people, and to be their Saviour; and as a prophet, to instruct and teach them; and therefore they should seek to him for knowledge, and attend his word and ordinances, and implore his spirit and grace.

---

FOOTNOTES:

F23 (Kalm) (aggelov) , Sept; "angelus", V. L. Pagninus, Montanus, Junius & Tremellius, Cocceius, Burkius.

Maleachi 2:7 In-Context

5 Mijn verbond met hem was het leven, en de vrede; en Ik gaf hem die tot een vreze; en hij vreesde Mij, en hij werd om Mijns Naams wil verschrikt.

6 De wet der waarheid was in zijn mond, en er werd geen onrecht in zijn lippen gevonden; hij wandelde met Mij in vrede en in rechtmatigheid, en hij bekeerde er velen van ongerechtigheid.

7 Want de lippen der priesters zullen de wetenschap bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken; want hij is een engel des HEEREN der heirscharen.

8 Maar gij zijt van den weg afgeweken, gij hebt er velen doen struikelen in de wet, gij hebt het verbond met Levi verdorven, zegt de HEERE der heirscharen.

9 Daarom heb Ik ook u verachtelijk en onwaard gemaakt voor het ganse volk, dewijl gij Mijn wegen niet houdt, maar het aangezicht aanneemt in de wet.