Markus 15:2

2 En Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordende, zeide tot hem: Gij zegt het.

Markus 15:2 Meaning and Commentary

Mark 15:2

And Pilate asked him, art thou the king of the Jews?
&c.] Which either he had heard before that it was said by him, and his followers; or was what the Jews now suggested to him as his crime, which they desired sentence of death might pass upon him:

and he answering, said unto him, thou sayest it;
which is all one as if he had said, I am; (See Gill on Matthew 26:25); for so he was in a sense, in which he explained himself to Pilate's satisfaction, ( John 18:36 John 18:37 ) ; (See Gill on Matthew 27:11).

Markus 15:2 In-Context

1 En terstond, des morgens vroeg, hielden de overpriesters te zamen raad, met de ouderlingen en Schriftgeleerden, en den gehelen raad, en Jezus gebonden hebbende, brachten zij Hem heen, en gaven Hem aan Pilatus over.
2 En Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordende, zeide tot hem: Gij zegt het.
3 En de overpriesters beschuldigden Hem van vele zaken; maar Hij antwoordde niets.
4 En Pilatus vraagde Hem wederom, zeggende: Antwoordt Gij niet? Zie, hoe vele zaken zij tegen U getuigen!
5 En Jezus heeft niet meer geantwoord, zodat Pilatus zich verwonderde.

Related Articles

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.