Numberi 34:3

3 De zuiderhoek nu zal u zijn van de woestijn Zin, aan de zijden van Edom; en de zuider landpale zal u zijn van het einde der Zoutzee tegen het oosten;

Numberi 34:3 Meaning and Commentary

Numbers 34:3

Then your south quarter
Or border of the land; which, as Jarchi observes, was from east to west:

shall be from the wilderness of Zin;
which is Kadesh, where Miriam died, ( Numbers 20:1 ) ( 33:36 ) , and if this Kadesh was Kadeshbarnea, as Dr. Lightfoot seems to have proved ^F8, from whence the spies were sent, that was clearly on the south of the land of Canaan, for they were bid to go up their way southward, ( Numbers 13:17 ) , and so Kadeshbarnea is hereafter mentioned, as being in the southern border: the Targum of Jonathan paraphrases it,

``from the wilderness of the palm trees of the mountain of iron;''

there is a smaller palm tree, which by Jewish writers is called Zin, of which there were great quantities on a mountain famous for iron mines, in this wilderness, from whence it is thought it had its name; hence we read ^F9 of palm trees of the mountain of iron, as fit to make the bunch of branches of trees, called the "lulab", carried in the hand on the feast of tabernacles:

along by the coast of Edom;
the land of Canaan, to the south, bordered on three countries, Egypt, Edom, and Moab; according to Jarchi, some part of Egypt, the whole land of Edom, and the whole land of Moab; the part of the land of Egypt was in the south west corner of it; the land of Edom by it to the east; and the land of Moab by the land of Edom, at the end of the south to the east:

and your south border shall be the outmost coast of the salt sea
eastward;
the same that is sometimes called the Dead sea, the sea of Sodom, or the lake Asphaltites, as Heathen writers generally call it.

---

FOOTNOTES:

F8 Works, vol. 2. p. 8, 9.
F9 Misn. Succah. c. 3. sect. 1.

Numberi 34:3 In-Context

1 Voorts sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2 Gebied den kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer gij in het land Kanaan ingaat, zo zal dit land zijn, dat u ter erfenis vallen zal, het land Kanaan, naar zijn landpalen.

3 De zuiderhoek nu zal u zijn van de woestijn Zin, aan de zijden van Edom; en de zuider landpale zal u zijn van het einde der Zoutzee tegen het oosten;

4 En deze landpale zal u omgaan van het zuiden naar den opgang van Akrabbim, en doorgaan naar Zin; en haar uitgangen zullen zijn, van het zuiden naar Kades-Barnea; en zij zal uitgaan naar Hazar-Addar, en doorgaan naar Azmon.

5 Voorts zal deze landpale omgaan van Azmon naar de rivier van Egypte, en haar uitgangen zullen zijn naar de zee.