Psalmen 27:3

3 Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik hierop.

Psalmen 27:3 Meaning and Commentary

Psalms 27:3

Though an host should encamp against me
An host of the ungodly, as the Targum; though ever so many of them, even ten thousands of them, as in ( Psalms 3:6 ) ; should beset him on every side;

my heart shall not fear;
for not only the angels of the Lord encamped about him, as they do about all that fear the Lord; but salvation was appointed for walls and bulwarks about him; yea, the Lord himself was a wall of fire around him, and he was kept as in a garrison by the power of God;

though war should rise against me:
in all its terrible shapes:

in this [will] I [be] confident;
either in this war, in the midst of it; or in this that he had expressed, ( Psalms 27:1 ) ; that the Lord was his light, his salvation, and the strength of his life; so the Jewish writers ^F5: or as others ^F6, in this one thing, desired in ( Psalms 27:4 ) ; but either of the former senses is best, especially the latter of them. Saints need not be afraid, though there is a war within them between the flesh and spirit; and though without are fightings with Satan and his principalities and powers; since they may be confident of victory, and that they are more than conquerors, through Christ that has loved them.

---

FOOTNOTES:

F5 Jarchi, Kimchi, & Aben Ezra in loc.
F6 Some in Aben Ezra in loc.

Psalmen 27:3 In-Context

1 Een psalm van David. De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht, voor wien zou ik vervaard zijn?

2 Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen.

3 Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik hierop.

4 Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.

5 Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen.