Richtere 1:21

21 Doch de kinderen van Benjamin hebben de Jebusieten, te Jeruzalem wonende, niet verdreven; maar de Jebusieten woonden met de kinderen van Benjamin te Jeruzalem, tot op dezen dag.

Richtere 1:21 Meaning and Commentary

Judges 1:21

And the children of Benjamin did not drive out the Jebusites
that inhabited Jerusalem
That is, that part of it which belonged to them, for it lay between Judah and Benjamin; and neither of them separately, nor both conjunctly, could drive out the Jebusites from it, particularly the strong hold on the top of Mount Sion, which they held to the times of David. Abarbinel is of opinion, that Jerusalem in those times was not a city enclosed about, but was a large province, part of which belonged to the tribe of Judah, and another to the tribe of Benjamin, and another was possessed by the Jebusites; and so Jarchi says it was a province, the name of which was Jebusi:

but the Jebusites dwelt with the children of Benjamin unto this day;
when this book was written, which was done by Samuel, as Kimchi and Ben Gersom; and it is certain from hence it must have been written before the reign of David, who dispossessed the Jebusites, ( 2 Samuel 5:6-9 ) .

Richtere 1:21 In-Context

19 En de HEERE was met Juda, dat hij de inwoners van het gebergte verdreef; maar hij ging niet voort om de inwoners des dals te verdrijven, omdat zij ijzeren wagenen hadden.
20 En zij gaven Hebron aan Kaleb, gelijk als Mozes gesproken had; en hij verdreef van daar de drie zonen van Enak.
21 Doch de kinderen van Benjamin hebben de Jebusieten, te Jeruzalem wonende, niet verdreven; maar de Jebusieten woonden met de kinderen van Benjamin te Jeruzalem, tot op dezen dag.
22 En het huis van Jozef toog ook op naar Beth-El. En de HEERE was met hen.
23 En het huis van Jozef bestelde verspieders bij Beth-El; de naam nu dezer stad was te voren Luz.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.