Richtere 19:2

2 Maar zijn bijwijf hoereerde, bij hem zijnde, en toog van hem weg naar haars vaders huis, tot Bethlehem-Juda; en zij was aldaar enige dagen, te weten vier maanden.

Richtere 19:2 Meaning and Commentary

Judges 19:2

And his concubine played the whore against him
Was unfaithful to him and his bed, and broke the covenant and agreement between them; or "with him" F9, while she was with him in the house; or "before him" F11, of which he had knowledge and proof; though some think this is not to be understood of whoredom or adultery, but of her ill usage of him, and departure from him. The Targum is, she despised him; so Kimchi and Ben Gersom interpret it of her declining and turning aside from him, and returning to her father's house, as follows: and indeed, had she been guilty of such a crime, one would think he would never have sought after her to reconcile her, and take her again, since she not only deserved to be put away, but to be put to death according to the law of God:

and went away from him to her father's house to Bethlehemjudah;
where she was received, as she knew she should, having a parent perhaps too indulgent, and which was an encouragement to her to leave her husband:

and was there some whole months
or a year and four whole months, according to Ben Gersom; so Kimchi and Ben Melech observe the copulative "and" is wanting, which is expressed in ( 1 Samuel 27:7 ) and "yamim, days", is so the times used for a year, ( Judges 14:8 ) ( 15:1 ) ( 21:19 ) .


FOOTNOTES:

F9 (wyle) "apud eum", Pagninus, Piscator; "cum eo", Junius & Tremellius.
F11 "Conspectu ejus", Vatablus; "coram eo", Drusius.

Richtere 19:2 In-Context

1 Het geschiedde ook in die dagen, als er geen koning was in Israel, dat er een Levietisch man was, verkerende als vreemdeling aan de zijden van het gebergte van Efraim, die zich een vrouw, een bijwijf, nam van Bethlehem-Juda.
2 Maar zijn bijwijf hoereerde, bij hem zijnde, en toog van hem weg naar haars vaders huis, tot Bethlehem-Juda; en zij was aldaar enige dagen, te weten vier maanden.
3 En haar man maakte zich op, en toog haar na, om naar haar hart te spreken, om haar weder te halen; en zijn jongen was bij hem, en een paar ezels. En zij bracht hem in het huis haars vaders. En als de vader van de jonge vrouw hem zag, werd hij vrolijk over zijn ontmoeting.
4 En zijn schoonvader, de vader van de jonge vrouw, behield hem, dat hij drie dagen bij hem bleef; en zij aten en dronken, en vernachtten aldaar.
5 Op den vierden dag nu geschiedde het, dat zij des morgens vroeg op waren, en hij opstond om weg te trekken; toen zeide de vader van de jonge dochter tot zijn schoonzoon: Sterk uw hart met een bete broods, en daarna zult gijlieden wegtrekken.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.