Richtere 19:3

3 En haar man maakte zich op, en toog haar na, om naar haar hart te spreken, om haar weder te halen; en zijn jongen was bij hem, en een paar ezels. En zij bracht hem in het huis haars vaders. En als de vader van de jonge vrouw hem zag, werd hij vrolijk over zijn ontmoeting.

Richtere 19:3 Meaning and Commentary

Judges 19:3

And her husband arose
From the place where he lived:

and went after her;
to Bethlehemjudah, where her father lived:

to speak comfortably to her
"or to her heart" F12; having heard perhaps that she repented of her sin, or if it was only upon a quarrel between them, his anger might cool and subside, and therefore sought for a reconciliation; and which was the more commendable in him, as he did not put her away, but she departed from him: and

to bring her again;
to his own city, and to his own house and bed, as before:

having his servant with him, and a couple of asses;
one of them for her to ride upon, and the other to carry provisions on:

and she brought him into her father's house;
it seems she met with him before he came thither, in the fields, or in the street; and by this it appears that she was glad to see him, and received him in a loving manner, and introduced him into her father's house, so that things looked well, and promised success:

and when the father of the damsel saw him, he rejoiced to meet him;
having a good opinion of him, and perhaps understood, even by his daughter's story, that she was most in fault, and therefore was well pleased to see him come after her; though he ought before this time to have sent her home, or sought for a reconciliation of her to her husband.


FOOTNOTES:

F12 (hbl le) "ad cor", Pagninus.

Richtere 19:3 In-Context

1 Het geschiedde ook in die dagen, als er geen koning was in Israel, dat er een Levietisch man was, verkerende als vreemdeling aan de zijden van het gebergte van Efraim, die zich een vrouw, een bijwijf, nam van Bethlehem-Juda.
2 Maar zijn bijwijf hoereerde, bij hem zijnde, en toog van hem weg naar haars vaders huis, tot Bethlehem-Juda; en zij was aldaar enige dagen, te weten vier maanden.
3 En haar man maakte zich op, en toog haar na, om naar haar hart te spreken, om haar weder te halen; en zijn jongen was bij hem, en een paar ezels. En zij bracht hem in het huis haars vaders. En als de vader van de jonge vrouw hem zag, werd hij vrolijk over zijn ontmoeting.
4 En zijn schoonvader, de vader van de jonge vrouw, behield hem, dat hij drie dagen bij hem bleef; en zij aten en dronken, en vernachtten aldaar.
5 Op den vierden dag nu geschiedde het, dat zij des morgens vroeg op waren, en hij opstond om weg te trekken; toen zeide de vader van de jonge dochter tot zijn schoonzoon: Sterk uw hart met een bete broods, en daarna zult gijlieden wegtrekken.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.