Richtere 8:1

1 Toen zeiden de mannen van Efraim tot hem: Wat stuk is dit, dat gij ons gedaan hebt, dat gij ons niet riept, toen gij heentoogt om te strijden tegen de Midianieten? En zij twistten sterk met hem.

Richtere 8:1 Meaning and Commentary

Judges 8:1

And the men of Ephraim said unto him
To Gideon, when they brought him the heads of Oreb and Zeeb; taking this to be a proper opportunity to expostulate and chide with him, when they had done so much service:

why hast thou served us thus;
neglected them, overlooked them, which they took as a reproach to them, and as if he had bore them ill will:

that thou calledst us not when thou wentest to fight with the
Midianites?
that he did not call them first, when he called other tribes, as Asher, Zebulun, and Naphtali, when they were as near or nearer, and more nearly allied, being both the descendants of Joseph; and were the tribe that Jacob had given the preference to; and being of proud spirits they envied the glory that Gideon, who was of the tribe of Manasseh, had got; and by which they were jealous he would advance that tribe above theirs:

and they did chide with him sharply;
used rough words and ill language, and threw out many keen and biting expressions, which discovered great anger and wrath, envy and ill will.

Richtere 8:1 In-Context

1 Toen zeiden de mannen van Efraim tot hem: Wat stuk is dit, dat gij ons gedaan hebt, dat gij ons niet riept, toen gij heentoogt om te strijden tegen de Midianieten? En zij twistten sterk met hem.
2 Hij daarentegen zeide tot hen: Wat heb ik nu gedaan, gelijk gijlieden; zijn niet de nalezingen van Efraim beter dan de wijnoogst van Abi-ezer?
3 God heeft de vorsten der Midianieten, Oreb en Zeeb, in uw hand gegeven; wat heb ik dan kunnen doen, gelijk gijlieden? Toen liet hun toorn van hem af, als hij dit woord sprak.
4 Als nu Gideon gekomen was aan de Jordaan, ging hij over, met de driehonderd mannen, die bij hem waren, zijnde moede, nochtans vervolgende.
5 En hij zeide tot de lieden van Sukkoth: Geeft toch enige bollen broods aan het volk, dat mijn voetstappen volgt, want zij zijn moede; en ik jaag Zebah en Tsalmuna, de koningen der Midianieten, achterna.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.