Romeinen 2:26

26 Indien dan de voorhuid de rechten der wet bewaart, zal niet zijn voorhuid tot een besnijdenis gerekend worden?

Romeinen 2:26 Meaning and Commentary

Romans 2:26

Therefore if the uncircumcision keep
These words are spoken hypothetically; if any such persons could be found among the Gentiles who keep the whole law of God; and can only be absolutely understood of such, who from a principle of grace act in obedience to the law; as in the hands of Christ, and who look to Christ as the fulfilling end of it, for righteousness; in whom they keep

the righteousness of the law
perfectly:

shall not his uncircumcision be counted for circumcision?
by this question it is suggested, that an uncircumcised Gentile, who keeps the law as in the hands of Christ, and under the influences of his Spirit and grace, and keeps it in Christ, is reckoned a circumcised person in a spiritual sense, and must be preferable to a circumcised Jew that breaks it.

Romeinen 2:26 In-Context

24 Want de Naam van God wordt om uwentwil gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven is.

25 Want de besnijdenis is wel nut, indien gij de wet doet; maar indien gij een overtreder der wet zijt, zo is uw besnijdenis voorhuid geworden.

26 Indien dan de voorhuid de rechten der wet bewaart, zal niet zijn voorhuid tot een besnijdenis gerekend worden?

27 En zal de voorhuid, die uit de natuur is, als zij de wet volbrengt, u niet oordelen, die door de letter en besnijdenis een overtreder der wet zijt?

28 Want die is niet een Jood, die het in het openbaar is; noch die is de besnijdenis, die het in het openbaar in het vlees is;