1 Samuël 13:2-12

2 Toen verkoos zich Saul drie duizend mannen uit Israel; en er waren bij Saul twee duizend te Michmas en op het gebergte van Beth-El, en duizend waren er bij Jonathan te Gibea-Benjamins; en het overige des volks liet hij gaan, een iegelijk naar zijn tent.
3 Doch Jonathan sloeg de bezetting der Filistijnen, die te Geba was, hetwelk de Filistijnen hoorden. Daarom blies Saul met de bazuin in het ganse land, zeggende: Laat het de Hebreen horen.
4 Toen hoorde het ganse Israel zeggen: Saul heeft de bezetting der Filistijnen geslagen, en ook is Israel stinkende geworden bij de Filistijnen. Toen werd het volk samengeroepen achter Saul, naar Gil-gal.
5 En de Filistijnen werden verzameld om te strijden tegen Israel, dertig duizend wagens, en zes duizend ruiters, en volk in menigte als het zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen op, en legerden zich te Michmas, tegen het oosten van Beth-Aven.
6 Toen de mannen van Israel zagen, dat zij in nood waren (want het volk was benauwd), zo verborg zich het volk in de spelonken, en in de doornbossen, en in de steenklippen, en in de vestingen, en in de putten.
7 De Hebreen nu gingen over de Jordaan in het land van Gad en Gilead. Toen Saul nog zelf te Gilgal was, zo kwam al het volk bevende achter hem.
8 En hij vertoefde zeven dagen, tot den tijd, dien Samuel bestemd had. Als Samuel te Gilgal niet opkwam, zo verstrooide het volk van hem.
9 Toen zeide Saul: Brengt tot mij herwaarts een brandoffer, en dankofferen; en hij offerde brandoffer.
10 En het geschiedde, toen hij geeindigd had het brandoffer te offeren, ziet, zo kwam Samuel; en Saul ging uit hem tegemoet, om hem te zegenen.
11 Toen zeide Samuel: Wat hebt gij gedaan? Saul nu zeide: Omdat ik zag, dat zich het volk van mij verstrooide, en gij op den bestemden tijd der dagen niet kwaamt, en de Filistijnen te Michmas vergaderd waren,
12 Zo zeide ik: Nu zullen de Filistijnen tot mij afkomen te Gilgal, en ik heb het aangezicht des HEEREN niet ernstelijk aangebeden, zo dwong ik mijzelven, en heb brandoffer geofferd.

1 Samuël 13:2-12 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO FIRST SAMUEL 13

This chapter relates how Saul disposed of his army, 1Sa 13:1,2 that Jonathan his son smote a garrison of Philistines, which provoked them to come out with a large army against them, to the great terror of the Israelites, many of whom fled to secret places, and to distant parts, 1Sa 13:3-7, that Saul tarried at Gilgal waiting for Samuel, but he not coming so soon as expected, offered sacrifice himself, 1Sa 13:8-10 for which Samuel, when he came, reproved him, and told him the kingdom should not continue with him, but be given to another man, 1Sa 13:11-14 on which Saul departed to Gibeah, where he continued, the Philistines being encamped at Michmash, 1Sa 13:15,16 from whence went out spoilers, in three companies, into the land of Israel, where they met with no opposition; for there were no weapons in the hands of any but Saul and Jonathan, the Philistines having taken care that there should be no smith in the land of Israel to make them any, so that they were defenceless, 1Sa 13:17-23.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.