2 Koningen 21:1-6

1 Manasse was twaalf jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hefzi-bah.
2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had.
3 Want hij bouwde de hoogten weder op, die Hizkia, zijn vader, verdorven had; en hij richtte Baal altaren op, en maakte een bos, gelijk als Achab, de koning van Israel, gemaakt had, en boog zich neder voor het heir des hemels, en diende ze.
4 En hij bouwde altaren in het huis des HEEREN, waarvan de HEERE gezegd had: te Jeruzalem zal Ik Mijn Naam zetten.
5 Daartoe bouwde hij altaren voor al het heir des hemels, in beide de voorhoven van het huis des HEEREN.
6 Ja, hij deed zijn zoon door het vuur gaan, en pleegde guichelarij en gaf op vogelgeschrei acht; en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren; hij deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken.

2 Koningen 21:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 2 KINGS 21

In this chapter a short history is given of the two wicked reigns of Manasseh and Amon; Manasseh is charged with great idolatry, with enchantments and witchcrafts, and seducing the children of Israel, 2Ki 21:1-9 and a prophecy is given out of the destruction of Jerusalem for his sins, 2Ki 21:10-16, and an account is given of his death and burial, 2Ki 21:17,18, and of his son and successor Amon, and the evils committed by him, 2Ki 21:19-22 and of the conspiracy against his life, which succeeded, and Josiah his son reigned in his stead, 2Ki 21:23-26.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.