2 Koningen 21:2

2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had.

2 Koningen 21:2 Meaning and Commentary

2 Kings 21:2

And he did that which was evil in the sight of the Lord
Was guilty of idolatry:

after the abomination of the Heathen, whom the Lord cast out
before the children of Israel:
the old Canaanites; he committed idolatry in imitation of them, and as the Phoenicians now did before the children of Israel: the old Canaanites; he committed idolatry in imitation of them, and as the Phoenicians now did.

2 Koningen 21:2 In-Context

1 Manasse was twaalf jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hefzi-bah.
2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had.
3 Want hij bouwde de hoogten weder op, die Hizkia, zijn vader, verdorven had; en hij richtte Baal altaren op, en maakte een bos, gelijk als Achab, de koning van Israel, gemaakt had, en boog zich neder voor het heir des hemels, en diende ze.
4 En hij bouwde altaren in het huis des HEEREN, waarvan de HEERE gezegd had: te Jeruzalem zal Ik Mijn Naam zetten.
5 Daartoe bouwde hij altaren voor al het heir des hemels, in beide de voorhoven van het huis des HEEREN.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.