Amos 6:1-8

1 Wee den gerusten te Sion, en den zekeren op den berg van Samaria! die de voornaamste zijn van de eerstelingen der volken, en tot dewelke die van het huis Israels komen.
2 Gaat over naar Kalne, en ziet toe; en gaat van daar naar Hamath, de grote stad, en trekt af naar Gath der Filistijnen; of zij beter zijn dan deze koninkrijken, of hun landpale groter dan uw landpale?
3 Gij, die den bozen dag verre stelt, en den stoel des gewelds nabij brengt.
4 Die daar liggen op elpenbenen bedsteden, en weelderig zijn op hun koetsen, en eten de lammeren van de kudde, en de kalveren uit het midden van den meststal.
5 Die op het geklank der luit kwinkeleren, en bedenken zichzelven instrumenten der muziek, gelijk David;
6 Die wijn uit schalen drinken, en zich zalven met de voortreffelijkste olie, maar bekommeren zich niet over de verbreking van Jozef.
7 Daarom zullen zij nu gevankelijk henengaan onder de voorsten, die in gevangenis gaan; en het banket dergenen, die weelderig zijn, zal wegwijken.
8 De Heere HEERE heeft gezworen bij Zichzelf (spreekt de HEERE, de God der heerscharen): Ik heb een gruwel van Jakobs hovaardij, en Ik haat zijn paleizen; daarom zal Ik de stad en haar volheid overleveren.

Amos 6:1-8 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO AMOS 6

This chapter seems to be directed both to the two tribes of Judah and Benjamin, and the ten tribes of Israel, under the names of Zion and Samaria, and to the principal men in both; who are reproved and threatened for their carnal security and self-confidence, being in no fear of the evil day, though they had no reason for it no more than other people, Am 6:1-3; are charged with wantonness, luxury, intemperance, and want of sympathy with those in distress, Am 6:4-6; therefore are threatened to be carried captive first, and their city to be delivered up; which, for the certainty of it, is not only said, but swore to, Am 6:7,8; and a great mortality in every house, and the destruction of all houses, both great and small, Am 6:9-11; and since a reformation of them seemed impracticable, and not to be expected, but they gloried in their wealth, and boasted of their strength, therefore they should be afflicted by a foreign nation raised against them, which affliction should be general, from one end of the country to the other, Am 6:12-14.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.