Ezechiël 29:13-21

13 Maar zo zegt de Heere HEERE: Ten einde van veertig jaren zal Ik de Egyptenaars vergaderen uit de volken, waarhenen zij verstrooid zijn geworden.
14 En Ik zal de gevangenis der Egyptenaren wenden, en hen wederbrengen in het land van Pathros, in het land huns koophandels; en aldaar zullen zij een nederig koninkrijk zijn.
15 En het zal nederiger zijn dan de andere koninkrijken, en zich niet meer verheffen boven de heidenen; want Ik zal hen verminderen, dat zij niet zullen heersen over de heidenen.
16 En het zal den huize Israels niet meer zijn tot een vertrouwen, dat der ongerechtigheid doet gedenken, wanneer zij naar henlieden omzien; maar zij zullen weten, dat Ik de Heere HEERE ben.
17 Voorts gebeurde het in het zeven en twintigste jaar, in de eerste maand, op den eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende:
18 Mensenkind! Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft zijn heir een groten dienst doen dienen tegen Tyrus; alle hoofden zijn kaal geworden, en alle zijden zijn uitgeplukt; en noch hij, noch zijn heir heeft loon gehad vanwege Tyrus, voor den dienst, dien hij tegen haar gediend heeft.
19 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, Egypteland geven; en hij zal deszelfs buit buiten, en deszelfs roof roven, en het zal het loon zijn voor zijn heir.
20 Tot zijn arbeidsloon, omdat hij tegen haar gediend heeft, heb Ik hem Egypteland gegeven, omdat zij voor Mij gewrocht hebben, spreekt de Heere HEERE.
21 Te dien dage zal Ik den hoorn van het huis Israels doen uitspruiten, en u opening des monds geven in het midden van hen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.

Ezechiël 29:13-21 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZEKIEL 29

This chapter contains a prophecy against Pharaoh king of Egypt; and of the destruction of the land of Egypt; and of the restoration of it after a certain time. The time of prophecy is noted, Eze 29:1, the order to prophesy against Pharaoh, who is described as a large fish, lying in his rivers, and boasting of them, Eze 29:2,3, his destruction and the manner of it, Eze 29:4,5, the reason of it, his treachery to the Jews, Eze 29:6,7, hence the whole land of Egypt is threatened with desolation, from one end to the other, so as to be uninhabited by man or beast for the space of forty years, Eze 29:8-14, but shall not arrive to their former glory as a kingdom, nor be any more the confidence of the house of Israel, Eze 29:15,16, then follows a prophecy seventeen years after this, showing the reason why Egypt was given to the king of Babylon, Eze 29:17-20, and the chapter is closed with a promise of happiness to Israel, Eze 29:21.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.