Ezechiël 29:19

19 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, Egypteland geven; en hij zal deszelfs buit buiten, en deszelfs roof roven, en het zal het loon zijn voor zijn heir.

Ezechiël 29:19 Meaning and Commentary

Ezekiel 29:19

Therefore thus saith the Lord God
Since this was the case, that the king of Babylon had been working for nothing, and had spent much blood and treasure, as well as time, to little purpose and advantage to himself; behold, I will give the land of Egypt to Nebuchadrezzar king of
Babylon;
which will make him a sufficient recompence for his loss of time, men, and money, before Tyre; and though the conquest of Egypt was made easy to him, by the internal divisions and wars which were among the Egyptians; yet these were suffered, and ordered by the providence of God, to bring about this his will, by way of righteous punishment of the Egyptians, for their treachery to his people, and other sins: and he shall take her multitude,
of soldiers, and of inhabitants, and carry them captive: and take her spoil, and take her prey;
that which the Egyptians had spoiled other nations of and made a prey of that should now become the spoil and prey of the Chaldeans: and it shall be the wages for his army;
with this the king of Babylon would be able to pay off the arrears of his army; which had lain so long against Tyre; or this would be a recompence to them for all the hardships they there sustained.

Ezechiël 29:19 In-Context

17 Voorts gebeurde het in het zeven en twintigste jaar, in de eerste maand, op den eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende:

18 Mensenkind! Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft zijn heir een groten dienst doen dienen tegen Tyrus; alle hoofden zijn kaal geworden, en alle zijden zijn uitgeplukt; en noch hij, noch zijn heir heeft loon gehad vanwege Tyrus, voor den dienst, dien hij tegen haar gediend heeft.

19 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, Egypteland geven; en hij zal deszelfs buit buiten, en deszelfs roof roven, en het zal het loon zijn voor zijn heir.

20 Tot zijn arbeidsloon, omdat hij tegen haar gediend heeft, heb Ik hem Egypteland gegeven, omdat zij voor Mij gewrocht hebben, spreekt de Heere HEERE.

21 Te dien dage zal Ik den hoorn van het huis Israels doen uitspruiten, en u opening des monds geven in het midden van hen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.