Genesis 10:19-29

19 En de landpale der Kanaanieten was van Sidon, daar gij gaat naar Gerar tot Gaza toe; daar gij gaat naar Sodom en Gomorra, en Adama, en Zoboim, tot Lasa toe.
20 Deze zijn zonen van Cham, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in hun volken.
21 Voorts zijn Sem zonen geboren; dezelve is ook de vader aller zonen van Heber, broeder van Jafeth, den grootste.
22 Sems zonen waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram.
23 En Arams zonen waren Uz, en Hul, en Gether, en Maz.
24 En Arfachsad gewon Selah, en Selah gewon Heber.
25 En Heber werden twee zonen geboren; des enen naam was Peleg; want in zijn dagen is de aarde verdeeld; en zijns broeders naam was Joktan.
26 En Joktan gewon Almodad, en selef, en Hatsarmaveth, en Jarach,
27 En Hadoram, en Usal, en Dikla,
28 En Obal, en Abimael, en Scheba,
29 En Ofir, en Havila, en Jobab; deze allen waren zonen van Joktan.

Genesis 10:19-29 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 10

This chapter gives an account of the posterity of the three sons of Noah, by whom the world was peopled after the flood, Ge 10:1 of the posterity of Japheth, Ge 10:2-5 of the posterity of Ham, Ge 10:6-20 and of the posterity of Shem, Ge 10:21-32.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.