Genesis 10:20

20 Deze zijn zonen van Cham, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in hun volken.

Genesis 10:20 Meaning and Commentary

Genesis 10:20

These are the sons of Ham
His sons and grandsons, which some reckon to be thirty, others thirty one, if the Philistines are taken in:

after their families, after their tongues, in their countries, [and] in
their nations:
families of the same language joined together and dwelt in the same country, (See Gill on Genesis 10:5) all Africa and a considerable part of Asia were possessed by the four sons of Ham and their posterity; Mizraim had Egypt, and Phut all the rest of Africa; and Cush and Canaan had a large portion in Asia.

Genesis 10:20 In-Context

18 En de Arvadiet, en de Tsemariet, en de Hamathiet; en daarna zijn de huisgezinnen der Kanaanieten verspreid.

19 En de landpale der Kanaanieten was van Sidon, daar gij gaat naar Gerar tot Gaza toe; daar gij gaat naar Sodom en Gomorra, en Adama, en Zoboim, tot Lasa toe.

20 Deze zijn zonen van Cham, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in hun volken.

21 Voorts zijn Sem zonen geboren; dezelve is ook de vader aller zonen van Heber, broeder van Jafeth, den grootste.

22 Sems zonen waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram.