Genesis 28:9-19

9 Zo ging Ezau tot Ismael, en nam zich tot een vrouw boven zijn vrouwen, Mahalath, de dochter van Ismael, den zoon van Abraham, de zuster van Nebajoth.
10 Jakob dan toog uit van Ber-seba, en ging naar Haran.
11 En hij geraakte op een plaats, waar hij vernachtte; want de zon was ondergegaan; en hij nam van de stenen dier plaats, en maakte zijn hoofdpeluw, en legde zich te slapen te dierzelver plaats.
12 En hij droomde; en ziet, een ladder was gesteld op de aarde, welker opperste aan de hemel raakte; en ziet, de engelen Gods klommen daarbij op en neder.
13 En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad.
14 En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en gij zult uitbreken in menigte, westwaarts en oostwaarts, en noordwaarts en zuidwaarts; en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.
15 En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb.
16 Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten!
17 En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels!
18 Toen stond Jakob des morgens vroeg op, en hij nam dien steen, dien hij tot zijn hoofdpeluw gelegd had, en zette hem tot een opgericht teken, en goot daar olie boven op.
19 En hij noemde den naam dier plaats Beth-El; daar toch de naam dier stad te voren was Luz.

Genesis 28:9-19 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 28

In this chapter an account is given of the charge Isaac gave to Jacob not to marry a Canaanitess, but to go to Padanaram, and take a wife from his mother's family, and of his blessing him before he sent him away, Ge 28:1-5; of the notice that Esau took of this blessing and charge, which led him to take a wife of the family of Ishmael, Ge 28:6-9; of the dream of the ladder, which Jacob had in his way to Haran, Ge 28:10-12; of the blessing which God conferred upon him there, Ge 28:13-15; of the awfulness of the place upon his awaking, and of his erecting a pillar in it, and giving a name to it, Ge 28:16-19; and of the vow he made to God, should he be supplied with the necessaries of life, and be kept in safety by him, Ge 28:20-22.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.