Hosea 6:4-11

4 Wat zal Ik u doen, o Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat.

5 Daarom heb Ik hen behouwen door de profeten; Ik heb ze gedood door de redenen Mijns monds; en uw oordelen zullen voortkomen aan het licht.

6 Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot offer; en tot de kennis Gods, meer dan tot brandofferen.

7 Maar zij hebben het verbond overtreden als Adam; daar hebben zij trouwelooslijk tegen Mij gehandeld.

8 Gilead is een stad van werkers der ongerechtigheid; zij is betreden van bloed.

9 Gelijk de benden der straatschenders op iemand wachten, alzo is het gezelschap der priesteren; zij moorden op den weg naar Sichem, waarlijk, zij doen schandelijke daden.

10 Ik zie een afschuwelijke zaak in het huis Israels; aldaar is Efraims hoererij, Israel is verontreinigd.

11 Ook heeft hij u, o Juda! een oogst gezet, als Ik de gevangenen Mijns volks wederbracht.

Hosea 6:4-11 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO HOSEA 6

This chapter gives an account of some who were truly penitent, and stirred up one another to return to the Lord, encouraged by his power, grace, and goodness, Ho 6:1-3; and of others, who had only a form of religion, were very unstable in it; regarded more the ceremonial law, and the external sacrifices of it, than the moral law; either that part of it which respects the love of the neighbour, or that which concerns the knowledge of God; and dealt treacherously with the Lord, transgressing the covenant, Ho 6:4-7; particularly the city of Gilead is represented as full of the workers of iniquity, and is charged with bloodshed, Ho 6:8; yea, even the priests were guilty of murder and lewdness, Ho 6:9; and Israel, or the ten tribes in general, are accused of whoredom, both corporeal and spiritual, with which they were defiled, Ho 6:10; nor was Judah clear of these crimes, and therefore a reckoning day is set for them, Ho 6:11.