Jeremia 24:5-10

5 Zo zegt de HEERE, de God Israels: Gelijk die goede vijgen, alzo zal Ik kennen de gevankelijk weggevoerden van Juda, die Ik uit deze plaats naar het land der Chaldeen heb weggeschikt, ten goede.
6 En Ik zal Mijn oog op hen stellen ten goede, en zal hen wederbrengen in dit land; en Ik zal hen bouwen, en niet afbreken; en zal hen planten, en niet uitrukken.
7 En Ik zal hun een hart geven om Mij te kennen, dat Ik de HEERE ben; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn; want zij zullen zich tot Mij met hun ganse hart bekeren.
8 En gelijk de boze vijgen, die vanwege de boosheid niet kunnen gegeten worden (want aldus zegt de HEERE), alzo zal Ik maken Zedekia, den koning van Juda, mitsgaders zijn vorsten, en het overblijfsel van Jeruzalem, die in dit land zijn overgebleven, en die in Egypteland wonen;
9 En Ik zal hen overgeven tot een beroering ten kwade, allen koninkrijken der aarde; tot smaadheid, en tot een spreekwoord, tot een spotrede, en tot een vloek, in al de plaatsen, waarhenen Ik hen gedreven zal hebben;
10 En Ik zal onder hen zenden het zwaard, den honger en de pestilentie, totdat zij verteerd zullen zijn uit het land, dat Ik hun en hun vaderen gegeven had.

Jeremia 24:5-10 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JEREMIAH 24

This chapter contains a vision of two baskets of figs, representing the Jews both in captivity, and at Jerusalem. The vision is declared, Jer 24:1-3; where both time and place are pointed at, in which the vision was seen, and the nature of the figs described, and what passed between the Lord and the prophet concerning them. The explication of the vision begins, Jer 24:4; and continues to the end of the chapter. The good figs were an emblem of the good people that were carried captive with Jeconiah into Babylon, which the Lord says was for their good; and he promises to own them, and set his eyes upon them for good, and that they should return to their own land, and have a heart to know him as their God, and return unto him, Jer 24:5-7; the bad figs signify the people that were with Zedekiah at Jerusalem, and those that were in Egypt, who are threatened to be carried captive into all lands, and there live under the greatest reproach and disgrace; or be destroyed in their own land by the sword, famine, or pestilence, Jer 24:8-10.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.