Job 35:7-16

7 Indien gij rechtvaardig zijt, wat geeft gij Hem, of wat ontvangt Hij uit uw hand?
8 Uw goddeloosheid zou zijn tegen een man, gelijk gij zijt, en uw gerechtigheid voor eens mensen kind.
9 Vanwege hun grootheid doen zij de onderdrukten roepen; zij schreeuwen vanwege den arm der groten.
10 Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht?
11 Die ons geleerder maakt dan de beesten der aarde, en ons wijzer maakt dan het gevogelte des hemels?
12 Daar roepen zij; maar Hij antwoordt niet, vanwege den hoogmoed der bozen.
13 Gewisselijk zal God de ijdelheid niet verhoren, en de Almachtige zal die niet aanschouwen.
14 Dat gij ook gezegd hebt: Gij zult Hem niet aanschouwen; er is nochtans gericht voor Zijn aangezicht, wacht gij dan op Hem.
15 Maar nu, dewijl het niets is, dat Zijn toorn Job bezocht heeft, en Hij hem niet zeer in overvloed doorkend heeft;
16 Zo heeft Job in ijdelheid zijn mond geopend, en zonder wetenschap woorden vermenigvuldigd.

Job 35:7-16 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JOB 35

Is this chapter Elihu goes on to charge Job with other unbecoming speeches, which he undertakes to refute; as that he had represented his cause more just than God's, and religion and righteousness as things unprofitable to men, only to God; to which Elihu takes upon him to make answer, Job 35:1-8; and that the cries of the oppressed were not heard by the Lord, so as to give occasion to songs of praise and thankfulness, to which he replies, Job 35:9-13; and that Job had expressed diffidence and despair of ever seeing and enjoying the favour of God, which he endeavours to remove, Job 35:14-16.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.