Nahum 3:6-16

6 En Ik zal verfoeilijke dingen op u werpen, en u tot schande maken, en Ik zal u als een spiegel stellen.
7 En het zal geschieden, dat allen, die u zien, van u wegvlieden zullen en zeggen: Nineve is verstoord, wie zal medelijden met haar hebben? Van waar zal ik u troosters zoeken?
8 Zijt gij beter dan No, de volkrijke, gelegen in de rivieren? die rondom henen water heeft, welker voormuur de zee is, haar muur is van zee.
9 Morenland en Egypte waren haar macht, en er was geen einde; Put en Lybea waren tot uw hulp.
10 Nog is zij gevankelijk gegaan in de gevangenis; ook zijn haar kinderen op het hoofd van alle straten verpletterd geworden; en over haar geeerden hebben zij het lot geworpen, en al haar groten zijn in boeien gebonden geworden.
11 Ook zult gij dronken worden, gij zult u verbergen; ook zult gij een sterkte zoeken vanwege den vijand.
12 Al uw vastigheden zijn vijgebomen met de eerste vruchten; indien zij geschud worden, zo vallen zij dien op den mond, die ze eten wil.
13 Ziet, uw volk zal in het midden van u tot vrouwen worden; de poorten uws lands zullen uw vijanden wijd geopend worden; het vuur zal uw grendelen verteren.
14 Schep u water ter belegering; versterk uw vastigheden; ga in de klei, en treed in het leem; verbeter den ticheloven.
15 Het vuur zal u aldaar verteren; het zwaard zal u uitroeien, het zal u afeten, als de kevers, vermeerder u als sprinkhanen.
16 Gij hebt meer handelaars, dan er sterren aan den hemel zijn; de kevers zullen invallen, en er van vliegen.

Nahum 3:6-16 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NAHUM 3

In this chapter is contained the prophecy of the destruction of Nineveh, and with it the whole Assyrian empire; the causes of which, besides those before mentioned, were the murders, lies, and robberies it was full of, Na 3:1 for which it should be swiftly and cruelly destroyed, Na 3:2,3 as also its whoredoms and witchcrafts, or idolatry, by which nations and families were seduced, Na 3:4 and hence she should be treated as a harlot, her nakedness exposed, and she cast out with contempt, and mocked at by all, Na 3:5-7 and all those things she placed her confidence in are shown to be of no avail; as her situation and fortresses, as she might learn from the case of No Amon, Na 3:8-12 nor the number of her inhabitants, which were weak as women; nor even her merchants, captains, nobles, and king himself, Na 3:13-18 nor the people she was in alliance with, who would now mock at her, her case being irrecoverable and incurable, Na 3:19.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.