Psalmen 14:2-7

2 De HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.
3 Zij zijn allen afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand, die goed doet, ook niet een.
4 Hebben dan alle werkers der ongerechtigheid geen kennis, die mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen den HEERE niet aan.
5 Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard; want God is bij het geslacht des rechtvaardigen.
6 Gijlieden beschaamt den raad des ellendigen, omdat de HEERE zijn Toevlucht is.
7 Och, dat Israels verlossing uit Sion kwam! Als de HEERE de gevangenen Zijns volks zal doen wederkeren, dan zal zich Jakob verheugen, Israel zal verblijd zijn.

Psalmen 14:2-7 Meaning and Commentary

To the chief Musician, [a Psalm] of David. The argument of this psalm, according to Theodoret, is Sennacherib's invasion of Judea, when he sent Rabshakeh to Hezekiah, with menaces and curses; upon which Hezekiah implored divine help, and obtained it, and the Assyrian army was destroyed by an angel; of all which he thinks this psalm was prophetic.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.